ECLI:NL:CRVB:2010:BL4557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering wegens meerinkomen en de status van stagevergoeding als inkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van de IB-Groep ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een vordering wegens meerinkomen over het jaar 2005, waarbij de stagevergoeding van appellante als inkomen werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de wet correct had toegepast en dat er geen redenen waren om af te wijken van de door de Belastingdienst ontvangen inkomstengegevens. Appellante stelde dat haar toetsingsinkomen onder de bijverdienstengrens lag en dat de stagevergoeding ten onrechte als inkomen was aangemerkt. Ze voerde aan dat er een procedure liep over deze kwestie en overhandigde een verklaring van Copper en Co ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 8 januari 2010, waarbij appellante niet aanwezig was, maar de Minister vertegenwoordigd was door mr. G.J.M. Naber. De Raad concludeerde dat appellante haar stellingen niet met voldoende bewijs had onderbouwd. Er was slechts een eenmalige betaling van € 100 aan de school aangetoond, wat niet voldoende was om te bewijzen dat de stagevergoeding niet als inkomen moest worden aangemerkt. De Raad merkte op dat indien de Belastingdienst haar inkomen over 2005 aanpast, appellante de Minister kan verzoeken om terug te komen van het besluit.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.