ECLI:NL:CRVB:2010:BL4267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5140 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen besluit WIA tijdens vakantie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 26 juni 2008, waarin hem werd meegedeeld dat er met ingang van 30 juni 2008 geen recht op uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) was ontstaan. Appellant had zijn bezwaar te laat ingediend, omdat hij van 27 juni 2008 tot 8 augustus 2008 op vakantie was. De Raad overwoog dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om adequate maatregelen te treffen om tijdig te kunnen reageren op het besluit van het Uwv. Het feit dat appellant zijn vakantie had gemeld bij zijn werkgever en de WW-afdeling van het Uwv, werd niet als voldoende beschouwd om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De Raad concludeerde dat appellant had moeten regelen dat een derde namens hem een bezwaarschrift indiende, gezien het belang van het besluit dat het Uwv op korte termijn zou nemen. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van onzorgvuldig handelen van het Uwv door het besluit tijdens appellants vakantie te sturen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor betrokkenen om tijdig en adequaat te reageren op bestuursbesluiten, vooral in situaties waarin zij afwezig zijn.

Uitspraak

09/5140 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2009, 08/3967 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 17 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.H. Boomstra, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2010. Appellant is verschenen bij gemachtigde en het Uwv was vertegenwoordigd door A.P. Prinsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 26 juni 2008 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat er met ingang van 30 juni 2008 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.2. Bij schrijven van 14 augustus 2008 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 juni 2008.
1.3. Bij besluit van 23 september 2008 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de termijn was ingediend en er geen reden is de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant de gronden van het beroep herhaald. Deze houden in dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat appellant zowel aan zijn werkgever als aan de WW-afdeling van het Uwv kenbaar heeft gemaakt dat hij in verband met vakantie van 27 juni 2008 tot 8 augustus 2008 in het buitenland zou verblijven. Het Uwv heeft onzorgvuldig gehandeld om juist tijdens appellants vakantie een besluit te sturen. Het Uwv wist immers dat appellant niet tijdig een bezwaarschrift zou kunnen indienen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Niet in geschil is dat appellant te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 26 juni 2008. Evenmin is in geschil dat appellant zowel aan zijn werkgever als aan de WW-afdeling van het Uwv kenbaar heeft gemaakt dat hij in verband met vakantie van 27 juni 2008 tot 8 augustus 2008 in het buitenland zou verblijven. De vraag die thans ter beantwoording voorligt is of dat laatste een grond vormt om de termijnoverschrijding voor het indienden van het bezwaar verschoonbaar te achten. De Raad oordeelt, evenals de rechtbank, dat die vraag ontkennend beantwoord dient te worden. De Raad overweegt dat het op de weg van een betrokkene ligt om bij afwezigheid, vanwege vakantie, adequate maatregelen te treffen zodat tijdig kan worden gereageerd op een toegezonden besluit. Dat appellant zijn vakantie gemeld heeft bij zijn werkgever en de WW-afdeling van het Uwv – overigens niet de afdeling die besluiten als in geding neemt – valt niet onder het nemen van adequate maatregelen. Omdat appellant ervan op de hoogte was dat het Uwv op korte termijn een voor hem belangrijk besluit zou nemen, had hij dienen te regelen dat een derde namens hem een (voorlopig) bezwaarschrift indient.
In de omstandigheid dat de werkgever van appellant en de WW-afdeling van het Uwv ervan op de hoogte waren dat appellant in de periode van 27 juni 2008 tot 8 augustus 2008 wegens vakantie afwezig was, ziet de Raad dan ook geen verschoonbare reden voor termijnoverschrijding. Van onzorgvuldig handelen van het Uwv om in deze periode een besluit te sturen is naar het oordeel van de Raad in het onderhavige geval geen sprake.
5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM