ECLI:NL:CRVB:2010:BL4238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van de IB-Groep inzake draagkracht en hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de IB-Groep van 1 april 2008 vernietigd. Dit besluit betrof de vaststelling van de draagkracht van betrokkene in het kader van de Wet studiefinanciering 2000. De rechtbank oordeelde dat de IB-Groep niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld en dat de hardheidsclausule niet correct was toegepast.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de Minister behandeld en vastgesteld dat de draagkracht van betrokkene in overeenstemming met de wettelijke bepalingen was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de afwijzing van het beroep op de hardheidsclausule voldoende zorgvuldig en gemotiveerd was. De financiële situatie van betrokkene, inclusief zijn ziekte en schuldenlast, rechtvaardigde geen uitzondering op de wettelijke bepalingen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 1 april 2008 ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke bepalingen en de intentie van de wetgever, en bevestigt dat de hardheidsclausule niet kan worden ingeroepen als de toepassing van de wet in overeenstemming is met deze intentie. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.