ECLI:NL:CRVB:2010:BL3934

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-2619 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning partnertoeslag en toepassing hardheidsclausule in het bestuursrecht

In deze zaak gaat het om de toekenning van een partnertoeslag aan appellant, die verzocht had om deze toeslag met ingang van 4 januari 2008. De aanvraag werd op 18 maart 2008 ontvangen, waarna de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 1 juli 2008 besloot dat de partnertoeslag niet eerder dan per 1 maart 2008 kon worden toegekend, conform artikel 3.21, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellant beriep zich op de hardheidsclausule in artikel 11.5 van de Wsf 2000, maar deze werd door de Minister niet gehonoreerd. De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van de Minister ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 5 februari 2010 behandeld. Tijdens de zitting op 30 oktober 2009 was appellant niet verschenen, maar de Minister werd vertegenwoordigd door mr. drs. E.H.A. van den Berg. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep zorgvuldig overwogen, maar vond geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig overgenomen en bevestigd dat de aangevallen uitspraak terecht was.

De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 februari 2010, waarbij de Raad de beslissing bevestigde en de betrokken rechters hun handtekeningen plaatsten.

Uitspraak

09/2619 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 31 maart 2009, 08/698 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 5 februari 2010
I. PROCESVERLOOP
In dit geding is een uitspraak aan de orde over een besluit dat is genomen door de IB-Groep. Op 1 januari 2010 is de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs in werking getreden. Als gevolg hiervan is de IB-Groep opgehouden te bestaan. Ingevolge artikel XXI, eerste lid, van de wet treedt in dit geding de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) in de plaats van de IB-Groep. In deze uitspraak wordt onder de Minister tevens verstaan de IB-Groep.
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2009. Zoals aangekondigd, is appellant niet verschenen. Voor de Minister is verschenen mr. drs. E.H.A. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met een formulier, gedagtekend 14 februari 2008, heeft appellant de Minister verzocht om toekenning van een partnertoeslag met ingang van 4 januari 2008.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 1 juli 2008 heeft de Minister gehandhaafd zijn besluit van 24 mei 2008, waarbij aan appellant ingaande 1 maart 2008 een partnertoeslag is toegekend.
1.3. De Minister heeft bij zijn besluit van 1 juli 2008 overwogen dat, nu de aanvraag op 18 maart 2008 is ontvangen, gelet op het bepaalde in artikel 3.21, derde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) de partnertoeslag niet kan worden toegekend per een datum gelegen voor 1 maart 2008. Het beroep van appellant op de in artikel 11.5 van de Wsf 2000 vervatte hardheidsclausule is door de Minister niet gehonoreerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 1 juli 2008 ongegrond verklaard.
3.1. De Raad heeft in hetgeen door appellant in hoger beroep is aangevoerd geen enkel aanknopingspunt gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. De Raad kan zich geheel verenigen met de door de rechtbank aan haar uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen en maakt deze tot de zijne. De Raad volstaat dan ook met te verwijzen naar deze overwegingen.
3.2. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.E. van Rooij
EF