ECLI:NL:CRVB:2010:BL3932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak met geringe complexiteit
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de vaststelling van de proceskostenvergoeding in een hoger beroep dat is ingesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de Minister veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 322,-. De Minister was het niet eens met de hoogte van deze vergoeding en stelde dat de zaak als zeer licht diende te worden aangemerkt, wat zou leiden tot een lagere proceskostenvergoeding.
De Raad overwoog dat het hoger beroep uitsluitend gericht was tegen de hoogte van de proceskostenveroordeling en dat de zaak een zeer geringe juridische en feitelijke complexiteit had. De Raad concludeerde dat het gewicht van de zaak als zeer licht moest worden aangemerkt. Dit leidde tot de beslissing om de aangevallen uitspraak te vernietigen en de proceskostenvergoeding vast te stellen op € 80,50, gebaseerd op een wegingsfactor van 0,25.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter G. van der Wiel en de leden J. Brand en P.J. Stolk. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 februari 2010. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep, wat betekent dat de Minister niet verder werd veroordeeld tot betaling van extra kosten in deze fase van de procedure.