ECLI:NL:CRVB:2010:BL3630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder opvolgende erfgenamen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, is het hoger beroep ingesteld door wijlen de appellant, die op 17 december 2006 is overleden. De appellant had in leven gewoond in Duitsland. Na het overlijden heeft de echtgenoot van de appellant, namens haar kinderen, de Raad geïnformeerd dat zij de procedure niet wensen voort te zetten. De Raad heeft vervolgens geprobeerd contact te leggen met de erfgenamen, maar ontving geen reacties. Dit leidde tot de conclusie dat er geen erfgenamen waren die de appellant in deze procedure konden opvolgen.
De Raad heeft op 23 oktober 2009 in de Staatscourant een oproep gedaan aan belanghebbenden om zich te melden voor de zitting die op 3 december 2009 zou plaatsvinden. Tijdens deze zitting is er niemand namens de appellant verschenen, terwijl de Sociale verzekeringsbank (Svb) vertegenwoordigd was door mr. M. Sturmans. Gezien het ontbreken van opvolgende partijen en het feit dat er geen belanghebbenden waren die het geding wilden voortzetten, heeft de Raad geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen.
Op 14 januari 2010 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak gedaan dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de voorzitter H.J. de Mooij en griffier W. Altenaar.