ECLI:NL:CRVB:2010:BL3083

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7072 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen berekeningsbeschikking van periodieke WUBO-uitkering

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, genomen op 3 december 2008, betreffende de berekening van zijn periodieke WUBO-uitkering. Appellant, geboren in 1937 en erkend als burger-oorlogsslachtoffer, ontving sinds 1 april 1993 een toeslag en een periodieke uitkering. Hij betwistte de wijze waarop zijn uitkering was vastgesteld en de daaropvolgende inhoudingen, die volgens hem onduidelijk waren en leidden tot een steeds lager netto bedrag. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de zitting op 10 december 2009 is appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. van Bommel, verschenen. De verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft vastgesteld dat de grieven van appellant niet betrekking hadden op de berekening van de bijgestelde inhouding wegens een eerder teveel uitbetaald bedrag, maar op de wijze waarop zijn uitkering vanaf het begin was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de aangevochten berekeningsbeschikking niet ging over de door appellant aangevoerde grieven en dat deze grieven niet tot vernietiging van het bestreden besluit konden leiden.

De Raad oordeelde dat het bestreden besluit in rechte kon standhouden en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 21 januari 2010, door de voorzitter en de leden van de Raad, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

08/7072 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 21 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 3 december 2008, kenmerk BZ 8390, JZ/Q/80/2008 (hierna: bestreden besluit), genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2009. Appellant is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P. van Bommel, advocaat te Franeker, terwijl verweerster zich ter zitting heeft laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1937, is in 1994 erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Als zodanig is hem ingaande 1 april 1993 de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wet en een periodieke uitkering toegekend.
1.2. Bij berekeningsbeschikking van 31 maart 2008 is het bedrag van de aan appellant betaalbare uitkering per 1 maart 2008 voorlopig bijgesteld. In bezwaar tegen deze berekeningsbeschikking zijn door en namens appellant grieven aangevoerd over de berekening van de uitkering en de daarop toegepaste inhoudingen. Dit bezwaar heeft verweerster bij het bestreden besluit ongegrond verklaard onder overweging dat met de bestreden berekeningsbeschikking alleen een wijziging heeft plaatsgevonden in de hoogte van de maandelijkse inhouding ter aflossing van een eerder teveel uitgekeerd bedrag.
Volgens verweerster is de inhouding terecht verlaagd omdat hiermee het invorderbare deel van een teveel uitgekeerd bedrag volledig is verrekend.
1.3. In beroep heeft appellant zijn grieven gehandhaafd. Hierbij is naar voren gebracht dat appellant het in wezen niet eens is met de oorspronkelijke berekening van zijn uitkering en de wijze waarop in de loop van de jaren allerlei, voor hem weinig inzichtelijke, inhoudingen zijn toegepast. In de beleving van appellant wordt het netto te ontvangen bedrag steeds lager, waardoor het steeds moeilijker wordt om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.
2. De Raad dient de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
2.1. Hetgeen appellant heeft aangevoerd heeft, naar uit het vorenstaande blijkt, in feite geen betrekking op de berekening van de bijgestelde inhouding wegens een eerder teveel uitbetaald bedrag, maar op de wijze waarop zijn uitkering vanaf het begin is vastgesteld en in de loop van de jaren nader is bijgesteld. Nu de aangevochten berekeningbeschikking hierover niet gaat en ook niet hoefde te gaan, en deze voor het overige ook geen andere wijzigingen inhoudt ten opzichte van eerdere berekeningen van de uitkering van appellant, kunnen die grieven niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het bestreden besluit in rechte kan standhouden zodat het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD