[appellante], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2008, 07/4514
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 14 januari 2010
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellante, geboren in 1964, is woonachtig in Marokko. Zij is op 13 juni 2006 met A. [B. ] (hierna: [B. ]), geboren in 1937, in het huwelijk getreden. De Svb heeft [B. ] met ingang van juli 2002 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend van € 24,27 bruto per maand. [B. ] was van 1 januari 1978 tot en met 30 juni 1978 en van 1 oktober 1978 tot en met 30 juni 1979 verzekerd voor de AOW. [B. ] is op 8 maart 2007 overleden. In juni 2007 heeft appellante de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.3. Bij het bestreden besluit van 16 oktober 2007 heeft de Svb zijn besluit van 7 augustus 2007 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 16 oktober 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd krachtens de ANW.
4.4. Voorts is niet gebleken dat de echtgenoot van appellante (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW op grond van de opeenvolgende Besluiten uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 8 maart 2007 niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering op grond van die wet.
4.5. Tot slot is het de Raad niet gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij, en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 14 Janvier 2010.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.