ECLI:NL:CRVB:2010:BL1436

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4695 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid met medische grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een WGA-uitkering had aangevraagd op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Appellante was op 16 november 2004 uitgevallen voor haar werkzaamheden als administratrice vanwege RSI-klachten. Het Uwv had op 4 april 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar appellante was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en had bezwaar aangetekend. Het bestreden besluit van 14 december 2007, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, werd door de rechtbank bevestigd.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij zich meer beperkt voelde dan het Uwv had aangenomen en dat zij een sterkere urenbeperking wenste. Ter onderbouwing werd een verklaring van psychiater U.M. Ziegler overgelegd. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet onjuist was, en dat het Uwv voldoende had toegelicht waarom de functies die aan het besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad vond echter dat het bestreden besluit pas in de fase van hoger beroep van een deugdelijke arbeidskundige motivering was voorzien, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 644,- bedroegen, en moest het Uwv het betaalde griffierecht van € 146,- vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering in bestuursrechtelijke procedures en de rol van medische en arbeidskundige beoordelingen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

08/4695 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 juli 2008, 08/871
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.M. Moolenaars, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Bij de door eveneens bij deze vennootschap werkzame mr. N.J. Brouwer ingediende aanvullende gronden was gevoegd een verklaring van psychiater U.M. Ziegler van 15 augustus 2008.
Het Uwv heeft een verweerschrift, een rapport van bezwaarverzekeringsarts J. Coehoorn van 3 november 2008 en - desgevraagd - enkele ontbrekende dossierstukken ingediend.
Naar aanleiding van een reactie van appellante heeft het Uwv een rapport van bezwaararbeidsdeskundige F.M.A. Havermans van 19 november 2009 ingezonden.
Namens appellante is bij brief van 7 december 2009 op deze nadere stukken van het Uwv gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2009. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C. Vork.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is op 16 november 2004 wegens RSI-klachten uitgevallen voor de door haar in een omvang van 30 uur per week verrichte werkzaamheden als administratrice.
1.2. Bij besluit van 4 april 2007 heeft het Uwv aan appellante ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen na afloop van de - in de verband met een loonsanctie verlengde - wachttijd, met ingang van 4 april 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35 tot 80%.
1.3. Bij besluit van 14 december 2007, hierna: het bestreden besluit, is het door appellante tegen het besluit van 4 april 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft zich - kort gezegd - met zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit kunnen verenigen en heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - samengevat - overwogen dat de beschikbare medische stukken geen aanknopingspunten bevatten voor de opvatting dat appellante op 4 april 2007 in objectief-medische zin zwaarder beperkt was dan door het Uwv is vastgesteld, terwijl voorts door appellante geen medische informatie is ingezonden die aanleiding geeft de conclusies waartoe de (bezwaar)verzekeringsartsen zijn gekomen voor onjuist te houden. De rechtbank zag evenmin andere redenen om het bestreden besluit te vernietigen.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij zich meer beperkt acht dan door het Uwv is aangenomen. Met name wil zij een sterkere urenbeperking. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar de hiervoor onder rubriek I genoemde verklaring van psychiater Ziegler. Tevens heeft zij erop gewezen dat zij als gevolg van een blijvende beschadiging van haar hartfunctie na fysieke inspanning een langere herstelperiode nodig heeft.
4.1. Met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit komt de Raad niet tot een ander oordeel dan de rechtbank. De Raad kan zich vinden in de daarover onder 2.9 van de aangevallen uitspraak door de rechtbank gegeven overwegingen en het daarop gegronde oordeel. Op de meergenoemde verklaring van psychiater Ziegler, is door bezwaarverzekeringsarts Coehoorn gereageerd. In diens rapport van 3 november 2008 heeft Coehoorn naar het oordeel van Raad overtuigend uiteengezet waarom de informatie van Ziegler niet tot aanpassing van de Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) hoeft te leiden, nu daarin met lichte beperkingen in de rubrieken I en II rekening is gehouden en er gelet op de milde diagnose van Ziegler (aanpassingsstoornis) geen argumenten zijn om een sterkere urenbeperking voor gangbare arbeid aan te nemen dan in de FML is neergelegd.
4.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad het volgende.Uit zijn rapport van 19 november 2009 van bezwaararbeidsdeskundige Havermans komt naar voren dat twee van de vier eerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies alsnog komen te vervallen. Havermans heeft twee nieuwe functies geselecteerd en vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, gegeven de aan die functies schadecorrespondent, administratief medewerker (beginnend) en boekhouder, loonadministrateur (beginnend) en chauffeur (bijzonder vervoer) te ontlenen verdiencapaciteit, onverminderd ligt tussen 35 en 80%. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellante heeft het Uwv naar het oordeel van de Raad genoegzaam toegelicht waarom de uiteindelijk aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn te achten voor appellante.
4.3. Wel overweegt de Raad dat, nu het bestreden besluit eerst in de fase van hoger beroep van een deugdelijke arbeidskundige motivering is voorzien, aanleiding bestaat om het bestreden besluit te vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens bestaat aanleiding te bepalen dat de rechtsgevolgen ervan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb geheel in stand blijven.
4.4. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en eveneens op
€ 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 146,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR