ECLI:NL:CRVB:2010:BL1148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- M. Greebe
- C.G.M. van Rijnberk
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met psychische klachten
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 4 januari 1999 arbeidsongeschikt is door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 21 december 2005 besloten om de uitkering per 22 februari 2006 in te trekken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft vervolgens psychiater R. Thomassen ingeschakeld om de situatie van appellante te beoordelen. Thomassen concludeerde dat appellante lijdt aan een dysthyme stoornis, terwijl haar behandelaars een paniekstoornis met agorafobie als hoofddiagnose stelden. De rechtbank volgde het oordeel van Thomassen en verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de deskundige niet gevolgd mag worden, onder andere vanwege de zorgvuldigheid van het onderzoek en de volledigheid van de diagnose. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de psychiater op zorgvuldige wijze onderzoek heeft verricht en dat er geen aanleiding is om van de hoofdregel af te wijken dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige gevolgd dient te worden. De Raad heeft ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante voldoet aan de eisen voor de functie van productiemedewerker industrie. Voor de andere functies die zijn aangeduid, heeft de Raad geen redenen gevonden om de passendheid in medisch opzicht te betwijfelen.
De Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht is gebeurd en dat de geselecteerde functies voor appellante passend zijn, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.