[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2009, 09/436 (hierna: de aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 januari 2010
Namens appellant stelde mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep in.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 15 december 2009, waar het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. S.N. Westmaas en namens appellant is verschenen mr. Kuit.
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 29 januari 2009 ter uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Daarbij beslist het Uwv andermaal op het bezwaar van appellant tegen zijn besluit van 16 maart 2005 en weigert hem opnieuw per 30 maart 2004 een WAZ-uitkering toe te kennen.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende, tussen partijen niet bestreden, feiten.
3.2. Appellant was eigenaar van een afhaal- en bezorgservice van etenswaren en vroeg op 12 juli 2004 een WAZ-uitkering aan, omdat hij vanwege ondraaglijke pijn, krachtverlies, hoofdpijn en slapeloosheid, als gevolg van een verkeersongeval op 1 april 2003, arbeidsongeschikt is.
3.3. Op 26 januari 2005 is appellant medisch onderzocht. De keuringsarts kwam tot de conclusie dat appellant als gevolg van een postwhiplash syndroom geen zwaar fysiek belastende arbeid kan verrichten. De arbeidsbeperkingen zijn omschreven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3.4. Vervolgens raadpleegde de arbeidsdeskundige het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) en selecteerde voor appellant een aantal functies, die in overeenstemming zouden zijn met zijn beperkingen en waarmee het loonverlies minder dan 25% is.
3.5.1. Het Uwv weigerde aan appellant een WAZ-uitkering toe te kennen en handhaafde ondanks het bezwaar van appellant die weigering met zijn besluit van 28 oktober 2005.
3.5.2. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 28 oktober 2005 met haar uitspraak van 15 mei 2006 ongegrond.
3.5.3. De Raad deed op 22 oktober 2008 uitspraak (06/3313) in het door appellant tegen de uitspraak van 15 mei 2006 ingestelde hoger beroep. In zijn uitspraak onderschrijft de Raad de medische grondslag van het besluit van 28 oktober 2005.
3.5.5. De Raad vernietigde echter de uitspraak van 15 mei 2006, verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 28 oktober 2005, omdat de geschiktheid van de aan appellant voorgehouden functies niet voldoende was toegelicht. De Raad overwoog daartoe:
“Arbeidsdeskundige De Waal heeft (..) de nieuwe release van 28 april 2005 van het CBBS geraadpleegd en (..) een nadere motivering gegeven ten aanzien van de signaleringen in de Resultaat Functiebeoordeling (hierna: RF). De Raad heeft aanleiding gezien om het Uwv te verzoeken om (..) gemotiveerd aan te geven - per onderdeel - of de geselecteerde functies de belastbaarheid niet overschrijden. Bezwaararbeidsdeskundige A.W. van Mastrigt heeft (..) een overzicht gegeven van de voorkomende signaleringen per functie, heeft deze voorzien van een toelichting en heeft geconcludeerd dat één van de geduide functies (..) niet geschikt is. De functies kelner, serveerster (sbc-code 372030), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050), lederbewerker (sbc-code 272070) en productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043) resteren als grondslag van de schatting. (..)
(..) De Raad stelt vast dat de bezwaararbeidsdeskundige (..) functienummer 3698-9997-003 niet afzonderlijk heeft toegelicht. Daarin is bij onderdeel 4.7 een bijzondere belasting vermeld, namelijk: bij montage, beide handen. Uit de functieomschrijving blijkt dat de functie uit 95% montagewerkzaamheden bestaat.
(..) Appellant kan volgens de FML, onderdeel 4.14, ongeveer 5 kg tillen of dragen met een frequentie van ongeveer 5 keer per uur. Bij de functie kelner (sbc-code 372030) is in de RF bij de onderdelen 4.14, 4.15 en 4.16 aangegeven: “Dagelijks tijdens meer dan 4 werkuren, maximaal 45 maal per uur: tijdens 8 werkuren 15 maal ongeveer 5 kg achtereen en tijdens 8 werkuren 30 maal ongeveer 2 kg achtereen. dragen”. De bezwaararbeidsdeskundige heeft bij (..) onderdeel 4.15 als toelichting gegeven dat appellant 600 maal per dag ruim 1 kg (tot 5 kg) kan tillen en dat er geen sprake is van een overschrijding. Op het (..) onderdeel 7.4 dragen is geen toelichting gegeven. De Raad is van oordeel dat niet voldoende is toegelicht hoe de frequentie bij onderdeel 4.14 zich verhoudt met de beperking gesteld in onderdeel 4.14 (ongeveer 5 keer per uur 5 kg). Dit geldt ook voor de functie lederbewerker (sbc-code 272070).
(..) Tot slot merkt de Raad op dat in de FML op de onderdelen 5.9 en 5.10 een beperking is opgenomen, met de toelichting “zitten afwisselend met lopen en staan”. Deze onderdelen worden in het overzicht van de bezwaararbeidsdeskundige bij alle functies toegelicht met de woorden ‘wordt aan voldaan’. De Raad acht deze globale toelichting niet toereikend en is van oordeel dat niet op voldoende inzichtelijke en toetsbare wijze wordt weergegeven dat de functies voldoen aan de gestelde voorwaarde. Dit geldt in het bijzonder voor de functie medewerkster gordijnen (sbc-code 272043, functienummer 2271-0037-002) waarin 90% van het werk zittend wordt verricht met bediening van een voetpedaal. In de FML is appellant op onderdeel 4.7 (schroefbewegingen met hand en arm) normaal belastbaar geacht, echter met de toelichting ‘niet de hele dag’. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de functie productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) alsnog ongeschikt geacht voor appellant omdat in deze functie de gehele dag schroefbewegingen met beide handen voorkomen. De Raad is er dan ook niet van overtuigd dat deze functie geschikt is. In elk geval ontbreekt een gemotiveerde toelichting op dit punt.”
3.6. In een rapport van 24 december 2008 licht de bezwaarverzekeringsarts J.C. Weegink op verzoek van de bezwaararbeidsdeskundige over het aspect afwisseling van houding toe:
“De vraag ligt voor in welke mate er sprake dient te zijn van afwisseling van houding. In de functionele mogelijkhedenlijst is
* Zitten als normaal gescoord ? ongeveer 2 uur achtereen. Met bij de toelichting “Met mogelijkheid tot vertreden” (vb secretaresse die even opstaat om een ordner uit de kast achter haar te pakken onderbreekt het zitten niet. Gaan verzitten, rug strekken of zich uitrekken is ook geen onderbreking van het zitten.)
* Staan is beperkt tot een kwartier achtereen.
* Lopen is licht beperkt tot ongeveer een half uur.
* Bij afwisseling van houding is aangegeven bij de toelichting, zitten "
afwisselend met lopen en staan (afwisseling van houding heeft betrekking op de werkhouding bij zitten en staan. Lopen is er nu aan toegevoegd.)"
Als cliënt werkzaamheden uitvoert, die binnen de aangegeven grenzen van de functionele mogelijkheden lijst vallen, dan is er sprake van voldoende afwisseling van houding. Voorwaarde uiteraard hierbij is dat er bij de items zitten, staan, lopen en afwisseling van houding niet voorbij gegaan wordt aan de daarbij vermelde definities en interpretatiekaders. Een specifieke volgorde in het afwisselen van lopen, staan en zitten is verder niet aan de orde.”
3.7. De bezwaararbeidsdekundige geeft in zijn rapport van 14 januari 2009 een nadere toelichting op de geschiktheid van de functies, onder meer:
In (..) functienummer 3698-9997-003 wordt onder punt 4.7 gesteld: schroefbewegingen met de arm/hand, bijzondere belasting bij montage met beide handen. Weliswaar blijkt uit de functieomschrijving dat 95% van de werkzaamheden uit montagewerk bestaan, echter het montagewerk bestaat niet uit 100% maken van schroefbewegingen. Onder het montagewerk valt ondermeer: het knippen van draden, bevestigen van stekkertjes, busjes, voetjes, etc. het solderen van draden etc. Niet in al deze bewerkingen komen schroefbewegingen voor.
* In de (..) sbc-code 372030 is onder punt 7.4 niet gemotiveerd. Aangegeven wordt dat het hier om dagelijks 10 maal 5 kg, en 30 maal 2 kg gaat. In de FML wordt onder 4.14 aangegeven tot 5 kg. Daarnaast onder 4.15 (frequent lichte voorwerpen hanteren tillen/dragen) 600 maal per uur ruim 1 kg. Deze ruim
1 kg, dient volgens de definities te worden gelezen als tot 5 kg. Een belasting van dagelijks 10 maal 5 kg, en 30 maal 2 kg blijft dus ruimschoots binnen de toegestane belasting op dit punt. Bij de functie lederbewerker (272070) gaat het om dagelijks 6 maal 5 kg dragen.
*Op grond van de aanvullende rapportage van (..) Weegink (..) zijn alle genoemde functies geschikt voor verzekerde. De bezwaarverzekeringsarts heeft (..) aangegeven in hoeverre er sprake dient te zijn van een afwisseling van houding (..). De bezwaarverzekeringsarts stelt dat aan de eis tot afwisseling wordt voldaan als verzekerde werkzaamheden verricht die binnen de grenzen van de FML vallen. Er is dan voldoende afwisseling van houding.
4. In hoger beroep herhaalt appellant dat de hem voorgehouden functies voor hem te belastend zijn. Het Uwv liet ten onrechte na om de exact te kwalificeren hoeveel procent van de werkzaamheden in functienummer 3698-9997-003 schroefbewegingen vergen. De tilbelasting in de functies 372020 (kelner) en lederbewerker zou de mogelijkheden van appellant volgens de FML te boven gaan.
5.1. De Raad overweegt het volgende.
5.2. Gelet op zijn uitspraak van 22 oktober 2008 staat de juistheid van de FML in dit geding vast.
5.3. Anders dan appellant, is de Raad met de rechtbank van oordeel, dat de geschiktheid van de aan appellant voorgehouden functies thans voldoende is toegelicht.
5.4. Volgens de FML ondervindt appellant geen specifieke beperking in het dagelijks leven bij het maken van schroefbewegingen, behoudens dat hij deze niet de hele dag kan verrichten. In zijn rapport van 13 maart 2009 leidt de bezwaararbeidsdeskundige overtuigend uit de omschrijving van functie 3698-9997-003 af dat het uit het magazijn ophalen, het bevestigen van stekkertjes, busjes en voetjes (deze worden met een tang aangeknepen), het knippen van draden, het bundelen van draden, het strippen van draden, het solderen en het voorbereiden van draden op kleine machines geen schroefbeweging vergen.
5.5. Verder kan appellant volgens de FML voorwerpen met een gewicht tot 5 kg tillen of dragen en is hij niet in staat om frequent zware lasten tijdens het werk te hanteren van ongeveer 15 kg. De bezwaararbeidsdeskundige lichtte overtuigend toe dat de belasting in de functies de belastbaarheid van appellant op dit aspect niet overstijgt.
6. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2010.
(get.) T.J. van der Torn.