ECLI:NL:CRVB:2010:BL0665

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3008 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de medische grondslag van het bestreden besluit

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant was van mening dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er verborgen beperkingen waren in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).

De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 19 februari 2008 het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de uitkering bleef berekend op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% tot 19 november 2007 en werd per 15 april 2008 herzien naar 25 tot 35%.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de gegevens van de behandelende sector voldoende zijn meegewogen. De Raad heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten. De functies zijn terecht als passend voor appellant aangemerkt, en de Raad heeft de motivering met betrekking tot het opleidingsniveau van appellant onderschreven.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten, en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier.

Uitspraak

09/3008 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 april 2009, 08/1413 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn aanvullende stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2009, waar appellant is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Kneefel.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitvoerig overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak, gelet op de gedingstukken met juistheid, heeft weergegeven. De Raad volstaat hier met de vermelding dat het Uwv bij besluit op bezwaar van 19 februari 2008 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 september 2007 gegrond heeft verklaard. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv bepaald dat de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 19 november 2007 berekend blijft naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en per 15 april 2008 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen en in beroep nader zijn toegelicht. Het bestreden besluit is onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen.
3. Namens appellant zijn de eerdere beroepsgronden herhaald en is ter ondersteuning verwezen naar de overgelegde informatie van de huisarts en neurochirurg. Appellant blijft van mening dat zijn beperkingen zijn onderschat, dat de bezwaarverzekeringsarts informatie bij de behandelende sector had moeten opvragen en dat sprake is van verborgen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Voorts zijn de gronden herhaald met betrekking tot de geschiktheid van de functies en het opleidingsniveau.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in de FML voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de gegevens van de behandelende sector genoegzaam zijn meegewogen en dat voor de bezwaarverzekeringsarts geen noodzaak bestond tot het inwinnen van nadere informatie. Vastgesteld kan worden dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is.
4.2. Voor wat betreft de arbeidskundige grondslag overweegt de Raad dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies terecht als passend voor appellant zijn aangemerkt. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportages heeft overwogen. Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat een in een toelichting in de FML aangegeven “belasting is max.” geen verborgen beperking inhoudt. Daarmee geeft de verzekeringsarts alleen aan dat op het betreffende item geen overschrijding van de belastbaarheid is toegestaan en dat is voor de selectie enkel van belang als functies in beeld komen met een incidentele of marginale overschrijding op het betreffende item. Een dergelijke overschrijding wordt door het systeem expliciet gesignaleerd en blijft daarmee niet verborgen. Ook onderschrijft de Raad de motivering met betrekking tot het opleidingsniveau van appellant.
5. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
KR