ECLI:NL:CRVB:2010:BL0665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 januari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant was van mening dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er verborgen beperkingen waren in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 19 februari 2008 het bezwaar van appellant gegrond verklaard, maar de uitkering bleef berekend op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% tot 19 november 2007 en werd per 15 april 2008 herzien naar 25 tot 35%.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de gegevens van de behandelende sector voldoende zijn meegewogen. De Raad heeft geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwisten. De functies zijn terecht als passend voor appellant aangemerkt, en de Raad heeft de motivering met betrekking tot het opleidingsniveau van appellant onderschreven.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze was aangevochten, en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier.