ECLI:NL:CRVB:2010:BK9424

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-440 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 26 juni 2008. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij zijn hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk was verklaard. Dit was het gevolg van het overschrijden van de termijn voor het instellen van hoger beroep. In zijn verzoek om herziening stelde verzoeker dat zijn zaak opnieuw moest worden bekeken, omdat hij in Nederland als werknemer had gewerkt en dit niet was meegenomen in de eerdere beoordeling.

De Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet. De Raad concludeerde dat het verzoek niet kon worden ingewilligd, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die een herziening rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten die voor de uitspraak niet bekend waren.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening dan ook afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/440 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te Marokko (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juni 2008, 07/5569,
in het geding tussen
verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 14 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 26 juni 2008 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2007, 06/3458, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de termijn voor het instellen van hoger beroep is overschreden.
Verzoeker heeft bij brief van 31 oktober 2008 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 juni 2008.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het verzoek is aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 3 december 2009. Verzoeker is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De uitspraak van de Raad van 26 juni 2008 is gewezen met toepassing van 8:54 van de Awb en artikel 21 van de Beroepswet. Vanuit dit perspectief heeft de Raad allereerst beoordeeld of de brief van verzoeker van 31 oktober 2008 naar zijn juridische strekking dient te worden gekwalificeerd als een - te laat - verzetschrift dan wel als een verzoek om herziening. Gelet op de inhoud van de brief is naar het oordeel dan de Raad onmiskenbaar sprake van een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 juni 2008.
1.2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd dat zijn zaak vanaf de aanvraag om een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet opnieuw dient te worden bestudeerd, omdat hij in Nederland werknemer is geweest.
1.4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat namens verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepalingen van de Awb, naar voren is gebracht.
2. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
mm
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 14 Janvier 2010.