ECLI:NL:CRVB:2009:BK8738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van het aantal vakantiedagen in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het aantal vakantiedagen van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 17 december 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de medische verklaring die appellante heeft ingediend niet aantoont dat de vaststelling van het aantal vakantiedagen onjuist is. Appellante had geen aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Ziektewet en had zich niet ziek gemeld bij het Uwv. De melding bij haar voormalige werkgever wordt door de Raad niet als een geldige ziekmelding beschouwd.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat het Uwv correct heeft gehandeld bij de vaststelling van de vakantiedagen. De Raad wijst erop dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op een andere behandeling van haar vakantiedagen. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen gronden om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.