ECLI:NL:CRVB:2009:BK8728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-805 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van woon- en vervoersvoorzieningen op basis van medische noodzaak

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de afwijzing van haar aanvragen voor woon- en vervoersvoorzieningen door de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda aan de orde is. Appellante, die lijdt aan morbide adipositas en epilepsie, heeft verzocht om een douchestoel, steunpunten bij het toilet, een traplift en een scootmobiel. De Commissie heeft deze aanvragen afgewezen op basis van adviezen van Argonaut, waarin werd gesteld dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorzieningen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat de medische argumenten niet voldoende onderbouwd waren.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het gevaarlijk voor haar is om trap te lopen en staand te douchen, en dat haar epilepsie-aanvallen frequenter zijn dan door Argonaut werd gesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Commissie de risico's van de epileptische aanvallen van appellante correct heeft ingeschat. De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht, aangezien zij geen onderbouwing heeft gegeven voor de hogere frequentie van haar aanvallen. De Raad heeft ook vastgesteld dat de medische gegevens niet aantonen dat appellante niet in staat zou zijn om gebruik te maken van een fiets met hulpmotor.

De Raad heeft de afwijzing van de woon- en vervoersvoorzieningen door de Commissie bevestigd, omdat er geen medische noodzaak is aangetoond voor de gevraagde voorzieningen. De uitspraak van de rechtbank Breda is derhalve in stand gehouden, en het hoger beroep van appellante is afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/805 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 december 2007, 07/2212 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (hierna: Commissie)
Datum uitspraak: 24 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L.P. Heuts, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de Raad hebben partijen nadere stukken ingezonden en hebben zij antwoord gegeven op door de Raad gestelde vragen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2009. Appellante is verschenen. Zij werd bijgestaan door mr. M. Akça-Altun. De Commissie heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante - die reeds in het bezit is van een deeltaxipas - heeft de Commissie bij brief van 28 juli 2006 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) verzocht om een woonvoorziening in de vorm van een douchestoel, steunpunten bij het toilet en een traplift en om een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel voor de korte afstanden.
1.2.1. Argonaut B.V. (hierna: Argonaut) heeft de Commissie bij rapport van 25 oktober 2006 over deze aanvraag geadviseerd. Het advies berust op onderzoek door de sociaal geneeskundige G.R.M. van Hoof (hierna: Van Hoof), bestaande uit een door appellante afgelegd spreekuurbezoek, oriënterend lichamelijk onderzoek en het inwinnen van informatie bij de huisarts, de neuroloog en de orthopeed van appellante.
1.2.2. De huisarts A.R.B. de Best geeft in zijn brief van 1 oktober 2006 aan dat appellante lijdt aan morbide adipositas.
1.2.3. De neuroloog S.A.J. de Froe (hierna: De Froe) geeft in zijn brief van 16 oktober 2006 aan dat bij appellante sprake is van een therapieresistente, lokalisatiegebonden epilepsie met complex partiële c.q. psychomotore aanvallen. Sinds de toevoeging van Neurontin aan de medicatie heeft een sterke reductie van de aanvallen plaatsgevonden tot één keer per vier maanden. Appellante is volgens De Froe in staat zelfstandig aan het gemotoriseerd wegverkeer deel te nemen.
1.2.4. De conclusie van Van Hoof is dat er geen aantoonbare medische argumenten zijn op grond waarvan appellante geen gebruik meer zou kunnen maken van een woonhuistrap of een fiets met hulpmotor. Daarbij is opgemerkt dat de ervaren beperkingen waarschijnlijk voor een belangrijk deel zijn toe te schrijven aan een combinatie van overgewicht en beperkte fysieke conditie. Het feit dat appellante door haar forse overgewicht nooit heeft kunnen fietsen is op zich niet aan te merken als beperking ten gevolge van ziekte of gebrek.
1.3. De Commissie heeft de aangevraagde voorzieningen bij besluit van 6 november 2006 onder verwijzing naar het advies van Argonaut afgewezen op de grond dat er geen aantoonbare medische argumenten zijn op grond waarvan appellante daarvoor in aanmerking kan worden gebracht.
1.4. Appellante heeft in het kader van haar tegen het besluit van 6 november 2006 gemaakte bezwaar een brief van De Froe overgelegd van 1 maart 2007. In deze brief schrijft De Froe aan dat het medisch gezien niet verantwoord is om auto te rijden en dat het op medische gronden mede voor de sociale contacten verantwoord is om over te gaan tot het aanvragen van een scootmobiel, aangezien appellante niet kan fietsen in verband met een in het verleden doorgemaakt diepe veneuze trombose aan het been.
1.5. Argonaut heeft de Commissie aanvullend geadviseerd bij rapport van 22 maart 2007. Het advies berust op onderzoek door de arts voor arbeid en gezondheid M.A.A.B. Opheij, bestaande uit dossierstudie. Opheij heeft overwogen dat de verklaring van De Froe van
1 maart 2007 geen aanleiding geeft tot wijziging van het advies van 25 oktober 2006, nu deze verklaring grotendeels overeenkomt met de eerder verkregen gegevens van de neuroloog, die Van Hoof in dat advies heeft meegewogen.
1.6. De Commissie heeft het bezwaar tegen het besluit van 6 november 2006 bij besluit van 4 april 2007 onder verwijzing naar het advies van Argonaut van 25 oktober 2006 ongegrond verklaard. Dit berust op het standpunt dat er geen aantoonbare medische beperkingen zijn op grond waarvan appellante geen gebruik zou kunnen maken van de trap en een fiets met hulpmotor voor de korte afstanden.
2.1. Namens appellante is tegen het besluit van 4 april 2007 beroep ingesteld. Daarbij is een brief overgelegd van De Froe van 28 augustus 2007, waarin deze aangeeft dat appellante bij een epileptische aanval in januari haar enkel heeft gebroken. Medisch gezien is het zeer belangrijk dat appellante de beschikking krijgt over een traplift, een douchezitje en steunpunten, in verband met te grote risico’s bij een epileptische aanval. De trombose, die op dit moment adequaat behandeld wordt, is ontstaan door te weinig beweeglijkheid samen met de adipositas. Ten gevolge van de doorgemaakte trombose loopt appellante moeilijk, ook het fietsen wordt hierdoor beperkt.
2.2. Argonaut heeft de Commissie aanvullend geadviseerd bij rapport van 21 september 2007. Het advies berust op onderzoek door de verzekeringsarts C.M. van Mierlo, bestaande uit dossierstudie, een spreekuurbezoek op 9 juli 2007 en intercollegiaal overleg met artsen van Argonaut.
2.2.1. Van Mierlo schat, uitgaande van de frequentie van drie aanvallen per jaar, het risico op vallen van de trap of in de badkamer als zeer gering in. Van Mierlo wijst er tevens op dat in eerste instantie is aangegeven dat appellante een aanval voelt aankomen en dat deze vaak gepaard gaat met voorafgaande emoties. Er zijn geen medische of ergonomische redenen voor een woningaanpassing.
2.2.3. Van Mierlo acht dat, indien een trombose adequaat wordt behandeld hetgeen hier het geval is, geen contra-indicatie met betrekking tot fietsen. Om een trombose te voorkomen is het juist van belang dat iemand beweegt, bijvoorbeeld door te lopen en te fietsen. Er is derhalve geen indicatie voor het verstrekken van een scootmobiel.
2.3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat De Froe enkel aangeeft dat de risico’s voor appellante bij een epileptische aanval groot zijn, maar dat hij niet heeft onderbouwd waarom dit de gevraagde woonvoorzieningen medisch noodzakelijk zouden maken. Aangezien de trombose goed te behandelen is en in de epileptische aanvallen van appellante ook geen medische noodzaak voor een Scootmobiel wordt gezien door De Froe en Argonaut, komt de rechtbank tot de conclusie dat ook de gevraagde vervoersvoorziening terecht is afgewezen.
3. Namens appellante is in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat het voor haar in verband met haar epilepsie gevaarlijk is om trap te lopen en staand te douchen. Zij stelt voorts dat een ernstige aanval wellicht eens per vier maanden voorkomt, maar dat de frequentie van ernstige en minder ernstige epilepsie-aanvallen hoger ligt. Met betrekking tot de vervoersvoorziening stelt appellante, onder verwijzing naar het advies van De Froe van 1 maart 2007, dat zij niet kan fietsen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor wat betreft het wettelijke kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Woonvoorzieningen
4.2. De Raad stelt vast dat tussen partijen met name in geding is de vraag of de Commissie de risico’s die appellante loopt in verband met haar epileptische aanvallen goed heeft ingeschat. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om de beoordeling van Argonaut dat de risico’s voor appellante gering zijn voor onjuist te houden. Op basis van de verklaringen van De Froe heeft Argonaut aangenomen dat de frequentie van een epileptische aanvallen moet worden bepaald op eens in de vier maanden. Voor de stelling van appellante dat deze frequentie hoger zou zijn heeft zij geen onderbouwing aangedragen. Daarbij acht de Raad van belang dat, blijkens nadere toelichting door de Commissie, appellante tijdens een spreekuurbezoek zelf heeft verklaard dat zij een aanval ongeveer een halve minuut van tevoren voelt aankomen en dat er een verband bestaat tussen het opkomen van een aanval en haar emotionele situatie. Aan de latere ontkenning van het voelen aankomen van een aanval gaat de Raad voorbij. De Commissie heeft dan ook de afwijzing van de woonvoorzieningen terecht gebaseerd op het ontbreken van een medische noodzaak.
De vervoersvoorziening
4.3. Bij de beoordeling van de vraag of de Commissie op goede gronden tot afwijzing van de scootmobiel is overgegaan speelt, net als bij de beoordeling van de woonvoorzieningen, de inschatting van de risico’s in verband met epileptische aanvallen een rol. Zoals onder 4.2 is overwogen heeft de Commissie terecht aan haar besluit van 2 april 2007 ten grondslag gelegd dat deze risico’s voor appellante gering zijn. Voorts oordeelt de Raad dat de Commissie op basis van de beschikbare medische gegevens terecht tot de conclusie is gekomen dat appellante gebruik kan maken van een fiets met hulpmotor. In de meest recente verklaring van De Froe is aangegeven dat het fietsen van appellante wordt beperkt als gevolg van de doorgemaakte trombose. De Raad moet vaststellen dat op basis van deze verklaring niet kan worden aangenomen dat appellante geen gebruik zou kunnen maken van een fiets met hulpmotor. De Raad merkt daarbij op dat blijkens de verklaring van haar huisarts de trombose - ten tijde in geding - op adequate wijze is behandeld. De Commissie heeft dan ook de afwijzing van de scootmobiel terecht gebaseerd op het ontbreken van een medische noodzaak.
Slotoverwegingen
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 december 2009.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
IA