08/3140 WAO + 08/3141 WAO + 08/3142 TW
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 april 2008, 07/3369, 07/3370 en 07/3371 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 december 2009
Namens appellant heeft mr. T.J. Stapel, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.M.A. Clerx.
1.1. Bij besluiten van 21 maart 2007 en 22 maart 2007 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij, gezien zijn verdiensten, over de periode van 11 juni 2003 tot 23 april 2004, geen recht heeft op uitbetaling van uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) noch op een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (Tw). Dientengevolge heeft het Uwv bij besluit van 4 april 2007 een bedrag van € 8.260,42 aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en toeslag teruggevorderd van appellant.
1.2. Bij besluiten van 6 juli 2007 heeft het Uwv de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3.1. Partijen worden in hoger beroep verdeeld gehouden door de vraag of er een dringende reden aanwezig is die het Uwv zou nopen om van de terugvordering af te zien.
3.2. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat er, vanwege zijn slechte financiële positie, sprake is van een dringende reden.
4. Het hoger beroep slaagt niet. De wet verplicht het Uwv om te veel betaalde uitkering terug te vorderen. Het Uwv kan alleen van terugvordering afzien als sprake is van een dringende reden. De Raad is van oordeel dat de door appellant gestelde financiële problemen niet kunnen worden aangemerkt als een dringende reden om van terugvordering - geheel of gedeeltelijk - af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft. De Raad is echter niet gebleken dat de terugvordering voor betrokkene onaanvaardbare consequenties heeft.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en M. Greebe en M.C.M. van Laar als leden, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.