ECLI:NL:CRVB:2009:BK8593

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3140WAO+08-3141WAO+08-3142TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WAO-uitkering en toeslag in verband met financiële problemen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering en toeslag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep, nadat de rechtbank Arnhem op 15 april 2008 het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij vanwege zijn slechte financiële situatie een dringende reden had om van de terugvordering af te zien. De Raad oordeelde echter dat de door appellant gestelde financiële problemen niet konden worden aangemerkt als een dringende reden. De wet verplicht het Uwv om te veel betaalde uitkeringen terug te vorderen, en kan alleen van deze verplichting afzien als er sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor de verzekerde. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de terugvordering onaanvaardbare consequenties voor appellant heeft.

Uitspraak

08/3140 WAO + 08/3141 WAO + 08/3142 TW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 15 april 2008, 07/3369, 07/3370 en 07/3371 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.J. Stapel, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2009. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.M.A. Clerx.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluiten van 21 maart 2007 en 22 maart 2007 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij, gezien zijn verdiensten, over de periode van 11 juni 2003 tot 23 april 2004, geen recht heeft op uitbetaling van uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) noch op een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (Tw). Dientengevolge heeft het Uwv bij besluit van 4 april 2007 een bedrag van € 8.260,42 aan onverschuldigd betaalde WAO-uitkering en toeslag teruggevorderd van appellant.
1.2. Bij besluiten van 6 juli 2007 heeft het Uwv de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3.1. Partijen worden in hoger beroep verdeeld gehouden door de vraag of er een dringende reden aanwezig is die het Uwv zou nopen om van de terugvordering af te zien.
3.2. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat er, vanwege zijn slechte financiële positie, sprake is van een dringende reden.
4. Het hoger beroep slaagt niet. De wet verplicht het Uwv om te veel betaalde uitkering terug te vorderen. Het Uwv kan alleen van terugvordering afzien als sprake is van een dringende reden. De Raad is van oordeel dat de door appellant gestelde financiële problemen niet kunnen worden aangemerkt als een dringende reden om van terugvordering - geheel of gedeeltelijk - af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft. De Raad is echter niet gebleken dat de terugvordering voor betrokkene onaanvaardbare consequenties heeft.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en M. Greebe en M.C.M. van Laar als leden, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
IvR