ECLI:NL:CRVB:2009:BK8591

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4448WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van WAO-uitkering en geschiktheid van geduide functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had bij besluit van 20 november 2007 de bezwaren van appellant gegrond verklaard en de WAO-uitkering ongewijzigd vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellant was het niet eens met de geduide functies en stelde dat hij niet in staat was deze uit te oefenen. Hij betwistte de uitleg van de bezwaararbeidsdeskundige over de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en maakte bezwaar tegen het feit dat er drie nieuwe functies waren geduid die niet eerder aan hem waren voorgehouden.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) als hulpmiddel voor arbeidsongeschiktheidsbeoordeling aanvaardbaar is. De Raad stelt vast dat appellant zich kan vinden in de medische beperkingen zoals vastgelegd in de FML. De Raad concludeert dat de bezwaararbeidsdeskundige afdoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor appellant. Het bijduiden van functies met andere SBC-codes is rechtens toelaatbaar, zolang de bestaande uitkeringspositie niet in het nadeel van appellant wordt gewijzigd. De Raad bevestigt dat er geen sprake is van een herziening naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid.

Uiteindelijk slaagt het hoger beroep niet en bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak. Er wordt geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 29 december 2009.

Uitspraak

08/4448 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 20 juni 2008, 07/2208 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2009. Appellant is verschenen bij mr. Nadaud. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.W. Huiskamp.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 13 december 2006 heeft het Uwv appellants uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, ingetrokken.
1.2. Bij besluit van 20 november 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard en de uitkering van appellant ongewijzigd vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep stelt appellant zich op het standpunt dat hij niet in staat is om de geduide functies uit te oefenen. Meer in het bijzonder wordt aangegeven dat appellant het niet eens is met de uitleg die de (bezwaar)arbeidsdeskundige geeft aan de door de verzekeringsarts vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Appellant is van mening dat de bezwaararbeidsdeskundige van minder verstrekkende beperkingen is uitgegaan dan is vastgesteld in de FML. Daarnaast maakt appellant bezwaar tegen het feit dat het Uwv drie nieuwe functies, die niet eerder aan hem zijn voorgehouden, aan de schatting ten grondslag heeft gelegd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) in beginsel aanvaardbaar als hulpmiddel om een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te verrichten. De Raad stelt vast dat appellant zich in de medische beperkingen, zoals vastgelegd in de FML, kan vinden.
4.2. Uitgaande van de beperkingen in de FML, is geautomatiseerd gezocht naar functies waarin de belasting blijft binnen de belastbaarheid zoals vastgelegd in de FML, zonder nuancering en zonder dat de arbeidsdeskundige een vertaalslag heeft gemaakt. Dit heeft geresulteerd in een selectie van een aantal functies waarvan de functies telefonist/receptionist (SBC-code 315120), commercieel-administratief medewerker (SBC-code 516110) en schadecorrespondent (SBC-code 516080) aan de schatting ten grondslag zijn gelegd. In de belasting in deze functies - de Raad verwijst naar het Resultaat Functiebeoordeling - blijkt een aantal markeringen met een “M” voor te komen. De Raad is van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige H.J.M. Saris afdoende heeft gemotiveerd waarom deze functies voor appellant geschikt zijn te achten. Het is de Raad geenszins gebleken dat de (bezwaar)arbeidsdeskundige van minder vergaande beperkingen is uitgegaan dan door de verzekeringsarts zijn vastgesteld.
4.3. Ten aanzien van appellants bezwaar tegen het feit dat drie nieuwe functies zijn geduid die niet eerder aan hem werden voorgehouden, overweegt de Raad dat blijkens zijn vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van 7 augustus 2009, LJN BJ5488) het bijduiden van functies onder andere SBC-codes dan de oorspronkelijk aan betrokkene aangezegde functies, in een situatie als de onderhavige, waarin een bestaande uitkeringspositie niet in het nadeel van appellant wordt gewijzigd, rechtens toelaatbaar is. De zogenaamde aanzegjurisprudentie, die inhoudt dat het betrokkene tijdig voldoende duidelijk moet zijn voor welke functies hij geschikt wordt bevonden, ziet uitsluitend op een situatie waarin een uitkering wordt herzien naar een lagere mate van arbeidsongeschiktheid. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Overigens ging het in appellants geval om niet meer dan één nieuwe SBC-code.
5. Gelet op het bovenstaande slaagt het hoger beroep niet.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en M. Greebe en M.C.M. van Laar als leden, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG