ECLI:NL:CRVB:2009:BK8327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum basistoelage inwonend op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die haar beroep tegen een besluit van de IB-Groep ongegrond verklaarde. De rechtbank had geoordeeld dat het besluit van 13 maart 2008, waarin de IB-Groep de basistoelage inwonend op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) toekende met ingang van 1 januari 2008, in overeenstemming was met de wet. Appellante stelde dat de IB-Groep niet proactief had gecommuniceerd over de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen en dat dit in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat haar zuster in een vergelijkbare situatie anders was behandeld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen rechtsregel bestaat die de IB-Groep verplicht om actief voorlichting te geven over de wetgeving. De Raad concludeerde dat het beleid van de IB-Groep consistent was toegepast en dat er geen sprake was van willekeur. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd verworpen, omdat de wet geen ruimte biedt voor terugwerkende kracht bij de toekenning van de tegemoetkoming. De Raad oordeelde dat de IB-Groep terecht had besloten om de tegemoetkoming pas toe te kennen vanaf de maand volgend op de aanvraag, en dat de weigering om de tegemoetkoming met terugwerkende kracht toe te kennen in overeenstemming was met de bedoeling van de wetgever.
De uitspraak werd gedaan op 21 december 2009, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak bevestigde en het hoger beroep van appellante ongegrond verklaarde.