ECLI:NL:CRVB:2009:BK8283
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering en toepassing van artikel 8:72 Awb
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van betrokkene, die een Wajong-uitkering aanvroeg, gegrond verklaard en het besluit van 8 augustus 2008 vernietigd. Appellant had eerder op 12 maart 2008 de aanvraag van betrokkene afgewezen. De rechtbank droeg appellant op om een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van betrokkene.
Appellant stelde hoger beroep in, waarbij de zitting plaatsvond op 20 november 2009. Appellant werd vertegenwoordigd door mr. K.M. Schuijt, terwijl betrokkene werd bijgestaan door zijn vader en mr. R. Koelman, advocaat te Leiderdorp. In het hoger beroep richtte appellant zich specifiek tegen de wijze waarop de rechtbank artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had toegepast. Appellant betoogde dat de rechtbank had moeten volstaan met de vernietiging van het bestreden besluit en een opdracht om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, in plaats van het besluit van 12 maart 2008 te herroepen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep slaagde. De Raad stelde vast dat de rechtbank in dit geval niet had bijgedragen aan finale geschilbeslechting, omdat appellant nog steeds een beslissing moest nemen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het besluit van 12 maart 2008 had herroepen en droeg appellant op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van betrokkene. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die waren begroot op € 322,00.