ECLI:NL:CRVB:2009:BK8232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7363 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. Appellante, vertegenwoordigd door mr. E.L. Schot van de vakbond OVB, stelde dat haar psychische klachten en miscommunicatie over de termijnoverschrijding een verschoonbare reden vormden voor de late indiening van het bezwaar.

De Centrale Raad overwoog dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkverklaring te rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde daarmee het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat appellante voldoende tijd had gehad om haar bezwaar tijdig in te dienen, eventueel met hulp van deskundigen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 oktober 2007 niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing, 29 december 2009.

Uitspraak

08/7363 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 november 2008, 08/3989 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.L. Schot, werkzaam bij de vakbond OVB te Scheveningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2009, waar partijen met bericht van afwezigheid niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv van 8 mei 2008 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat haar uitspraak in plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft voorts het bezwaar van appellante tegen het besluit van 2 oktober 2007 niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het bezwaarschrift van 15 november 2007 niet tijdig is ingediend en dat de psychische klachten van appellante en de omstandigheid dat sprake was foutieve informatie en miscommunicatie niet kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank was voorts van oordeel dat appellante voldoende tijd heeft gehad om, zonodig met hulp van deskundige derden, zich te beraden over haar positie en tijdig (schriftelijk) bezwaar te maken.
2. In hoger beroep is gesteld dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe is gewezen op de brieven van 15 november 2007 en 5 december 2007, waarin appellante een verklaring geeft voor het laten verlopen van de termijn. Appellante heeft gewezen op haar psychische gezondheidstoestand en het onder behandeling zijn van een psychiater.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de beantwoording van de vraag of er in dit geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding op grond waarvan niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege had dienen te blijven. Die vraag beantwoordt de Raad ontkennend. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank en de daaraan ten gronde liggende overwegingen.
4. Gelet op het bovenstaande treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM