ECLI:NL:CRVB:2009:BK6832

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4269 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundig oordeel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 juli 2009, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Boon, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 september 2008, waarin werd meegedeeld dat hij per 1 november 2007 geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de functies die aan hem waren voorgehouden, geschikt waren.

Tijdens de zitting op 3 november 2009 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan het verzekeringsgeneeskundig oordeel. De verzekeringsarts had de medische beperkingen van appellant vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst, en deze informatie was onderbouwd met gegevens van de verslavingskliniek waar appellant in behandeling was. Appellant heeft zijn stelling dat zijn beperkingen zijn onderschat niet met medische stukken kunnen onderbouwen.

De Raad concludeert dat de geschiktheid van de functies voldoende is toegelicht door de (bezwaar-)arbeidsdeskundige. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam en in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier op 15 december 2009.

Uitspraak

09/4269 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 juli 2009, 08/3751 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 15 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant stelde mr. L. Boon, advocaat te Eindhoven, hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 3 november 2009, waar het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers en appellant zich liet bijstaan door mr. Boon.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 25 september 2008 ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 25 januari 2008. Hierbij deelde het Uwv appellant mee dat hij per 1 november 2007 geen recht heeft op WIA-uitkering.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Zij verwierp de beroepsgrond dat de medische beperkingen van appellant zijn onderschat en overwoog dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem geschikt zijn.
3. Appellant herhaalt in hoger beroep dat zijn medische beperkingen zijn onderschat.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant zijn werk als warehouseoperator niet meer kan verrichten vanwege de beperkingen door een matige depressie en overmatig alcoholgebruik.
4.2. De (bezwaar-)verzekeringsarts onderschrijft dat appellant medische beperkingen ondervindt. Deze beperkingen zijn vastgelegd in een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst. De verzekeringsarts beschikte over informatie van de verslavingskliniek waar appellant onder behandeling was. Het oordeel van de verzekeringsarts is gemotiveerd in haar rapport van 23 november 2007 en de bezwaarverzekeringsarts onderschrijft dat oordeel.
4.3. De stelling dat zijn medische beperkingen zijn onderschat, is door appellant niet met medische stukken onderbouwd. Met de rechtbank ziet de Raad geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundig oordeel.
4.4. De geschiktheid van de functies heeft de (bezwaar-) arbeidsdeskundige voldoende toegelicht.
5. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 december 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
IvR