ECLI:NL:CRVB:2009:BK6832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundig oordeel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 9 juli 2009, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Boon, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 september 2008, waarin werd meegedeeld dat hij per 1 november 2007 geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de functies die aan hem waren voorgehouden, geschikt waren.
Tijdens de zitting op 3 november 2009 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan het verzekeringsgeneeskundig oordeel. De verzekeringsarts had de medische beperkingen van appellant vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst, en deze informatie was onderbouwd met gegevens van de verslavingskliniek waar appellant in behandeling was. Appellant heeft zijn stelling dat zijn beperkingen zijn onderschat niet met medische stukken kunnen onderbouwen.
De Raad concludeert dat de geschiktheid van de functies voldoende is toegelicht door de (bezwaar-)arbeidsdeskundige. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam en in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier op 15 december 2009.