ECLI:NL:CRVB:2009:BK6786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- J.L.P.G. van Thiel
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en medische beoordeling van appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 december 2009 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi, betwistte de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering, die aanvankelijk was vastgesteld op 80 tot 100%, per 15 april 2003 in te trekken. De bezwaarverzekeringsarts had in eerdere rapportages aangegeven dat appellante beperkingen had op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, maar appellante was van mening dat haar beperkingen niet correct waren ingeschat.
De Raad heeft in het procesverloop vastgesteld dat er meerdere zittingen hebben plaatsgevonden, waarbij de medische situatie van appellante uitgebreid is onderzocht. De Raad heeft deskundigen ingeschakeld, waaronder dr. T.I. Oei, die concludeerde dat de psychopathologie van appellante niet dusdanig was dat er sprake was van een stoornis. De Raad heeft ook de endocriene functies van appellante beoordeeld, maar vond geen aanleiding om een onafhankelijke medische deskundige in te schakelen voor verder onderzoek. De medische rapportages gaven aan dat de schildklierproblemen van appellante pas na de datum in geding naar voren waren gekomen.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt zijn voor appellante en dat haar hoger beroep geen doel treft. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen en de rol van onafhankelijke deskundigen in het proces van arbeidsongeschiktheid.