ECLI:NL:CRVB:2009:BK6640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/34 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 31 oktober 2007 besloten om deze uitkering te herzien naar een mate van 15 tot 25% per 27 oktober 2007. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, nadat de rechtbank Almelo op 25 november 2008 had geoordeeld dat het besluit van het Uwv op een deugdelijke medische grondslag berustte.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 december 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelt dat het Uwv in beroep afdoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellante. De Raad heeft de grieven van appellante, die stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig en onvolledig was, niet gegrond verklaard. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en voegt hieraan toe dat de medische gegevens die appellante in hoger beroep heeft ingebracht, geen objectieve aanknopingspunten bieden voor een andere conclusie.

De Raad heeft vastgesteld dat de klachten van appellante, waaronder die van de kaakgewrichten, in de beoordeling zijn betrokken en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de eerdere beoordeling van het Uwv kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/34 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 25 november 2008, 07/1429 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.J.W.C. Lipman, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Lipman. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. D.H. Harbers.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft het Uwv - beslissend op bezwaar - de WAO-uitkering van appellante, die laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 27 oktober 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het besluit van 31 oktober 2007 op een deugdelijke medische grondslag berust. Voorts is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet te boven gaat. Omdat het Uwv eerst in beroep afdoende heeft gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies voor appellante vanuit medisch oogpunt passend zijn, is de rechtbank overgegaan tot vernietiging van het besluit van 31 oktober 2007 met het in stand laten van de rechtsgevolgen.
3. Appellante is in hoger beroep gekomen van de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 31 oktober 2007 in stand zijn gelaten. Appellante herhaalt haar eerdere grieven dat het medisch onderzoek onzorgvuldig en onvolledig is geweest en haar beperkingen tot het verrichten van arbeid zijn onderschat.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep ter zake van de medische grondslag van het besluit van 31 oktober 2007 naar voren heeft gebracht vormt in essentie een herhaling van hetgeen appellante reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank ter zake, waaraan hij het volgende toevoegt.
4.3. Gezien de inhoud van de rapportage van de verzekeringsarts J.P. Voogd van 6 juni 2007 is de Raad niet gebleken dat de klachten van de kaakgewrichten niet in de beoordeling zijn betrokken. De ter zitting geuite stelling van appellante ter zake faalt derhalve.
4.4. In de door appellante in hoger beroep nieuw ingebrachte medische gegevens heeft de Raad geen objectief medische aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat appellante per 27 oktober 2007 meer beperkt was dan door het Uwv is aangenomen. De Raad kan zich verenigen met de reactie van de bezwaarverzekeringsarts M. Achterberg van 9 november 2009 aangaande deze medische gegevens.
4.5. In aanvulling op hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de waarde van het in 2002 verrichte neuropsychologische onderzoek verwijst de Raad naar zijn vaste rechtspraak ter zake - onder meer LJN BD1914 en BG9847 - waarin is neergelegd dat bij een dergelijk onderzoek vastgestelde cognitieve tekorten slechts dan relevantie hebben voor een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling wanneer zij - op basis van een medisch-specialistisch rapport - herleidbaar zijn naar objectief medisch vastgestelde stoornissen. In het geval van appellante is aan die voorwaarde niet voldaan.
5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
TM