ECLI:NL:CRVB:2009:BK6639

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5949 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellant. De Raad oordeelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedraagt, wat de intrekking van de uitkering rechtvaardigt. Het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen werd als zorgvuldig en diepgaand beoordeeld, waarbij de informatie van de behandelende psychiater voldoende is meegewogen. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat zijn hoofdpijnklachten waren onderschat en dat er rekening gehouden moest worden met verdergaande beperkingen. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was.

Daarnaast heeft de Raad zich kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Op basis van de vastgestelde belastbaarheid vond de Raad geen redenen om aan te nemen dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er voldoende onderzoek was gedaan en dat de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen overtuigend waren onderbouwd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 september 2008, waarin het beroep van appellant ongegrond was verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/5949 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 september 2008, 08/119 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2009, waar namens appellant is verschenen zijn raadsman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.J. van Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitvoerig overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in de aangevallen uitspraak, gelet op de gedingstukken met juistheid, heeft weergegeven. De Raad volstaat hier met de vermelding dat het Uwv bij besluit op bezwaar van 8 januari 2008 (hierna: bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 juni 2007 gegrond heeft verklaard. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv bepaald dat appellant op en na 21 augustus 2007 onveranderd voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt wordt beschouwd ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Voorts is bepaald dat de WAO-uitkering van appellant met ingang van 14 februari 2008 wordt ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2. De rechtbank heeft, samengevat weergegeven, geoordeeld dat sprake is geweest van voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen en dat de uit dat onderzoek getrokken conclusies op overtuigende wijze zijn onderbouwd. De rechtbank onderschrijft het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts zoals neergelegd in de rapporten van 8 november 2007 en 31 januari 2008. De rechtbank acht hierbij van belang dat door de bezwaarverzekeringsarts beperkingen zijn aangenomen die stroken met de door de behandelende psychiater aangegeven randvoorwaarden ten aanzien van werk. Ten aanzien van de arbeidskundige aspecten kan de rechtbank zich verenigen met de onderzoeksbevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige in het rapport van 12 december 2007, waarbij nieuwe functies zijn geduid en het verlies van verdiencapaciteit van appellant is vastgesteld op 0,08%. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Namens appellant zijn de eerdere beroepsgronden herhaald. Appellant blijft onder verwijzing naar de informatie van zijn behandelende psychiater van mening dat de hoofdpijnklachten zijn onderschat en dat hij niet in staat is om de geduide functies te vervullen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onderzoek en de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen, waarbij in bezwaar de informatie van de behandelende psychiater genoegzaam is meegewogen en de belastbaarheid van appellant vervolgens is aangepast. Nu appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn hoofdpijnklachten zijn onderschat en dat met verdergaande beperkingen rekening gehouden dient te worden, is naar het oordeel van de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit juist te achten.
4.2. De Raad heeft zich ook kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant.
5. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
EK