ECLI:NL:CRVB:2009:BK6587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1822 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan arbeidsbeperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Breda. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), maar deze was afgewezen omdat er geen sprake zou zijn van arbeidsbeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv had zijn besluit om geen uitkering toe te kennen gehandhaafd.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij zich niet serieus genomen voelde door de verzekeringsartsen van het Uwv en dat zij lijdt aan een chronisch vermoeidheidssyndroom. Ter onderbouwing van haar standpunt overhandigde zij medische verklaringen van interniste dr. G. Buunk en huisarts P. van Wouw. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat, volgens de wet, arbeidsongeschiktheid alleen kan worden vastgesteld op basis van objectieve medische gegevens. De Raad benadrukte dat er in dit geval geen eenduidige medische onderbouwing was die aangaf dat appellante niet in staat was om arbeid te verrichten.

De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden, omdat de medische gegevens geen bewijs leverden voor de arbeidsongeschiktheid van appellante. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was daarmee definitief, en appellante kreeg geen Wajong-uitkering toegewezen.

Uitspraak

09/1822 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 februari 2009, 07/4974 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2009. Appellante is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door drs. P.M. Klootwijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 9 oktober 2007 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 26 juni 2007 waarbij aan appellante geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) is toegekend op de grond dat geen sprake is van arbeidsbeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek.
2. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat ze zich niet serieus genomen voelt door de verzekeringsartsen van het Uwv. Appellante stelt zich op het standpunt dat sprake is van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een chronisch vermoeidheidssyndroom. Ter onderbouwing van dit standpunt is een brief met verzenddatum 26 mei 2009 van interniste dr. G. Buunk en een ongedateerde verklaring van huisarts P. van Wouw overgelegd.
3.1. De Raad stelt voorop dat in artikel 2, eerste lid, van de Wajong - voor zover in dit verband van belang - is bepaald dat arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid te verdienen hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring met arbeid gewoonlijk verdienen. Naar vaste rechtspraak van de Raad dient dit artikel aldus uitgelegd te worden dat slechts sprake is van arbeidsongeschiktheid als een verzekerde op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten de in aanmerking komende arbeid niet kan of mag verrichten. Voorts is in de jurisprudentie van de Raad tot uitdrukking gebracht dat in bijzondere gevallen kan worden aangenomen dat aan laatstgenoemde eis is voldaan, ook al is niet geheel duidelijk aan welke ziekte of aan welk gebrek het onvermogen om arbeid te verrichten valt toe te schrijven. In die bijzondere gevallen stelt de Raad dan wel als (minimum) eis dat bij de (onafhankelijke) medische deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren medisch gemotiveerde en verantwoorde opvatting bestaat dat de verzekerde als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is arbeid te verrichten.
3.2. Met inachtneming van dit uitgangspunt kan de Raad zich geheel verenigen met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft hij de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen volledig.
Ook in de in hoger beroep overgelegde medische gegevens worden geen lichamelijke of psychische afwijkingen beschreven welke kunnen dienen ter verklaring van de vermoeidheidsklachten van appellante. Met deze medische gegevens doet zich voorts evenmin een bijzonder geval voor als omschreven onder 3.1.
3.3. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
TM