ECLI:NL:CRVB:2009:BK6499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn recht op een WIA-uitkering. Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant met ingang van 30 juli 2007 geen recht op uitkering had, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.A.A. Maat, betwistte deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn beperkingen niet goed in beeld waren gebracht.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2009 heeft de Raad de argumenten van appellant en het Uwv gehoord. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek voldoende uitgebreid en zorgvuldig was geweest. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en zijn beperkingen vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Appellant had geen medische informatie ingebracht die zijn beperkingen in een ander licht zou stellen. De Raad oordeelde dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid op basis van de functies surveillant bewakingsdienst, inpakker en productiemedewerker industrie correct was. Het wegvallen van de functie van surveillant bewakingsdienst had geen gevolgen voor de mate van arbeidsongeschiktheid, die nog steeds onder de 35% bleef.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad zag geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de beslissing werd genomen door M. Greebe, met M.A. van Amerongen als griffier.