ECLI:NL:CRVB:2009:BK6476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van WGA-uitkering en toepassing van artikel 67 Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de schorsing van zijn WGA-uitkering door het Uwv. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 november 2007, waarin het Uwv zijn WGA-uitkering met ingang van 1 maart 2007 had geschorst. De rechtbank had het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant stelde dat het Uwv ten onrechte verwees naar de artikelen 20 en 22a van de Toeslagenwet in plaats van naar artikel 67 van de Wet WIA. Hij betoogde dat hij in zijn processuele belangen was geschaad en dat artikel 67 onjuist was toegepast, wat leidde tot financiële onzekerheid.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de vermelding van de artikelen 20 en 22a in het bestreden besluit een kennelijke misslag was. De Raad oordeelde dat de schorsing van de WGA-uitkering van appellant duidelijk was gebaseerd op artikel 67 van de Wet WIA, en dat er geen consequenties verbonden hoefden te worden aan de foutieve verwijzing. De Raad deelde ook het standpunt van het Uwv dat er een gegrond vermoeden bestond dat appellant recht had op een lagere uitkering, gebaseerd op informatie van zijn werkgever. De Raad merkte op dat het Uwv met spoed moest besluiten over het definitieve recht op uitkering van appellant voor de periode van 1 maart 2007 tot 1 augustus 2008.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier.