ECLI:NL:CRVB:2009:BK6476

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/4323 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van WGA-uitkering en toepassing van artikel 67 Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de schorsing van zijn WGA-uitkering door het Uwv. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 november 2007, waarin het Uwv zijn WGA-uitkering met ingang van 1 maart 2007 had geschorst. De rechtbank had het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant stelde dat het Uwv ten onrechte verwees naar de artikelen 20 en 22a van de Toeslagenwet in plaats van naar artikel 67 van de Wet WIA. Hij betoogde dat hij in zijn processuele belangen was geschaad en dat artikel 67 onjuist was toegepast, wat leidde tot financiële onzekerheid.

De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de vermelding van de artikelen 20 en 22a in het bestreden besluit een kennelijke misslag was. De Raad oordeelde dat de schorsing van de WGA-uitkering van appellant duidelijk was gebaseerd op artikel 67 van de Wet WIA, en dat er geen consequenties verbonden hoefden te worden aan de foutieve verwijzing. De Raad deelde ook het standpunt van het Uwv dat er een gegrond vermoeden bestond dat appellant recht had op een lagere uitkering, gebaseerd op informatie van zijn werkgever. De Raad merkte op dat het Uwv met spoed moest besluiten over het definitieve recht op uitkering van appellant voor de periode van 1 maart 2007 tot 1 augustus 2008.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier.

Uitspraak

08/4323 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 juni 2008, 07/2247
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en - bij faxbericht van 9 oktober 2009 -nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.J. Reeser, kantoorgenoot van Martens, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.T. Laaracker.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 14 november 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 februari 2007, waarbij het Uwv de WGA-uitkering van appellant met ingang van 1 maart 2007 heeft geschorst.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft -kort samengevat- het standpunt van het Uwv gedeeld, dat op grond van de informatie van de werkgever van appellant er een gegrond vermoeden is dat recht op een lagere uitkering bestaat.
2. In hoger beroep heeft appellant zijn in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Volgens appellant is hij in zijn processuele belangen geschaad, omdat het Uwv in het bestreden besluit heeft verwezen naar de artikelen 20 en 22a van de Toeslagenwet (TW) in plaats van naar artikel 67 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Tevens meent appellant dat artikel 67 van de Wet WIA onjuist is toegepast en verkeert hij langer dan noodzakelijk in financiële onzekerheid.
3. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit. Tevens is erkend dat er nog geen beslissing is genomen over het recht op uitkering over de periode van 1 maart 2007 tot 1 augustus 2008, met ingang van welke laatste datum de WGA-uitkering van appellant opnieuw is vastgesteld.
4.1. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Met de rechtbank stelt de Raad vast dat de vermelding in het bestreden besluit van de artikelen 20 en 22a van de TW op een kennelijke misslag berust en dat in het bestreden besluit uiteraard artikel 67 Wet WIA vermeld had dienen te worden. Evenals de rechtbank verbindt de Raad hieraan echter geen consequenties, omdat het zonneklaar is dat de schorsing van de WGA-uitkering van appellant is gebaseerd op artikel 67 van de Wet WIA.
4.2. Evenmin deelt de Raad het standpunt van appellant dat artikel 67 van de Wet WIA onjuist zou zijn toegepast door het Uwv. De Raad verenigt zich met oordeel van de rechtbank en de daartoe door haar in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen.
4.3. Strikt genomen ten overvloede merkt de Raad op dat het Uwv nu wel met bekwame spoed over dient te gaan tot besluitvorming over het definitieve recht op uitkering van appellant over de periode van 1 maart 2007 tot 1 augustus 2008.
5. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De Beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) A.C.A. Wit.
CVG