ECLI:NL:CRVB:2009:BK6381

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2357 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 27 maart 2008 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 17 november 2006 een Wajong-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze aanvraag bij besluit van 22 januari 2007, met als argument dat er onvoldoende medische en arbeidskundige grondslag was voor de toekenning van de uitkering. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 10 juli 2007 ongegrond verklaard.

De rechtbank onderschreef de beslissing van het Uwv en oordeelde dat de medische en arbeidskundige beoordeling correct was uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de beschikbare medische informatie geen aanleiding gaf om aan te nemen dat appellant andere of verdergaande beperkingen had dan door het Uwv was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de ingediende medische gegevens adequaat had beoordeeld en dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 december 2009, waarbij J.P.M. Zeijen als rechter en A.C.A. Wit als griffier optraden. De zaak benadrukt het belang van een gedegen medische en arbeidskundige beoordeling bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen.

Uitspraak

08/2357 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 27 maart 2008, 07/841 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met daarbij gevoegd een commentaar van
22 mei 2008 van bezwaararbeidsdeskundige L.F.M. Morsink.
Vervolgens heeft appellant bij brief van 26 juli 2008 een aantal medische stukken ingestuurd.
Op 30 september 2009 heeft J.H.M. Stevens zich als gemachtigde van appellant gesteld en heeft hij de hoger beroepsgronden aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Appellant en zijn gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. D.H. Harbers.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 17 november 2006 heeft appellant, geboren op 16 september 1987, een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd.
1.2. Bij besluit van 22 januari 2007 heeft het Uwv geweigerd appellant met ingang van 16 september 2005 een Wajong-uitkering te verstrekken. Bij besluit van 10 juli 2007 (hierna: het bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 januari 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden herhaald.
3.2. Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt zich achter de overwegingen van de aangevallen uitspraak.De beschikbare informatie van medisch aard wijst er niet op dat voor appellant andere dan wel verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Van de kant van appellant zijn in beroep, noch in hoger beroep medische gegevens ingebracht die daarop wijzen. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft alle ingediende medische informatie beoordeeld en hij heeft uitvoerig gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om het verzekeringsgeneeskundig standpunt te wijzigen. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Aan de eigen mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad dan ook niet dat gewicht toekennen dat appellant daaraan gehecht wil zien.
3.3 Aldus ervan uitgaande dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is te achten, heeft de Raad evenmin grond om de arbeidskundige grondslag niet als juist te aanvaarden.
4. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) A.C.A. Wit.
IvR