ECLI:NL:CRVB:2009:BK6375

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2563 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WAO-uitkering van appellant. Het Uwv had eerder besloten dat appellant met ingang van 13 februari 2004 geen recht meer had op een uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank baseerde haar oordeel op rapporten van de deskundige prof. dr. G.F. Koerselman, die in zijn rapporten van 1 juli 2007 en 2 oktober 2008 had geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking voor appellant.

In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat hij ten onrechte belastbaar werd geacht voor voltijdse functies. Hij betwistte ook dat de rechtbank de deskundige Koerselman had geconfronteerd met de visie van zijn behandelend psychiater K. Mengelberg. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank op goede gronden had besloten om geen reactie van de deskundige te vragen op de brief van Mengelberg. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de rapporten van Koerselman goed gemotiveerd en consistent waren.

De Raad concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om van de hoofdregel af te wijken dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige in beginsel dient te worden gevolgd. Ook de informatie van de behandelend internist dr. C. Rustemeijer ondersteunde de conclusie dat de belastbaarheid van appellant niet was overschat. De Raad bevestigde daarom de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/2563 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2009, 04/6072
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Faouzi, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Meijer.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 november 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv - beslissend op bezwaar - gehandhaafd zijn besluit van 23 december 2003, inhoudende dat appellant met ingang van 13 februari 2004 geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), omdat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per die datum is afgenomen naar minder dan 15%.
2.1. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, omdat - kort samengevat - pas in beroep afdoende door het Uwv is gemotiveerd dat de drie uiteindelijk aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies geschikt zijn te achten voor appellant. De rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven en heeft beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten.
2.2. De rechtbank heeft haar oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit doen steunen op de door haar benoemde deskundige prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, uitgebrachte rapporten van 1 juli 2007 en 2 oktober 2008. De rechtbank heeft uitvoerig gemotiveerd waarom haar niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval af te wijken van het in de rechtspraak verankerde uitgangspunt dat het oordeel van een onafhankelijke, door de bestuursrechter ingeschakelde, deskundige in beginsel dient te worden gevolgd.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij ten onrechte belastbaar wordt geacht voor voltijdse functies. Ten onrechte heeft de rechtbank de deskundige Koerselman niet geconfronteerd met de andersluidende visie van behandelend psychiater K. Mengelberg, neergelegd in diens brief van 26 oktober 2008. Ten slotte is hij van mening dat er nog een deskundige internist moet worden benoemd.
4.1. Het hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, omdat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en omdat hij in staat moet worden geacht tot het verrichten van de drie resterende functies.
4.2. Ook de Raad is van oordeel dat er in dit geval onvoldoende aanleiding bestaat om van de hiervoor in 2.2 geformuleerde hoofdregel af te wijken. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Ook naar het oordeel van de Raad zijn de rapporten van de deskundige Koerselman van 1 juli 2007 en 2 oktober 2008 naar behoren gemotiveerd en consistent. Daarbij is de deskundige ook gemotiveerd ingegaan op de - op het punt van de urenbeperking - andersluidende visie van behandelend psychiater Mengelberg, zoals vervat in diens brief van 7 juli 2006. De deskundige Koerselman heeft gemotiveerd aangegeven dat er geen noodzaak bestaat een urenbeperking aan te nemen, naast de door hem geadviseerde - en door de bezwaarverzekeringsarts in de Functionele Mogelijkheden Lijst alsnog opgenomen - voorwaarde dat appellant zijn werkzaamheden zelf moet kunnen inrichten en dat hij de begintijden moet kunnen aanpassen en overdag een rustpauze moet kunnen inlassen als hij ’s nachts slecht slaapt. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank daarom op goede gronden kunnen besluiten er van af te zien de deskundige een reactie te vragen op de brief van de behandelend psychiater van 26 oktober 2008.
4.3. Voorts overweegt de Raad dat uit de in het dossier voorhanden informatie van de behandelend internist dr. C. Rustemeijer niet naar voren komt dat ten tijde van belang de belastbaarheid van appellant door het Uwv is overschat. De Raad verwijst in dit verband naar het rapport van bezwaarverzekeringsarts W. Ebbelaar van 15 november 2007. Voor een benoeming van een deskundige internist ziet de Raad dan ook onvoldoende aanleiding.
5. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009.
(get) J.P.M. Zeijen
(get) A.C.A. Wit
EF