ECLI:NL:CRVB:2009:BK5754

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1334 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had zich ziek gemeld vanwege chronische vermoeidheidsklachten, astma en gewrichtspijnen en had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv dat zij geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig is onderzocht. De Raad concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het Uwv de belastbaarheid van appellante op de in geding zijnde datum heeft overschat. Appellante wordt geschikt geacht voor haar eigen werk als administratief medewerkster, ondanks haar beperkingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit op voldoende medische grondslag berust. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/1334 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2008, 07/120 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting op 11 september 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F. Eymael.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft zich met ingang van 28 mei 2004 vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld wegens chronische vermoeidheidsklachten, astma en gewrichtspijnen.
1.2. Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante na afloop van de wachttijd met ingang van 26 mei 2006, geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.3. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 1 december 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat appellante op 26 mei 2006, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat zij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor haar maatgevende arbeid en voor werkzaamheden verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Volgens het Uwv was er geen verlies aan verdiencapaciteit, zodat er geen recht op een uitkering ingevolge de Wet WIA bestond.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit op voldoende medische grondslag berust. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv ook voldoende gemotiveerd dat het eigen werk van appellante als administratief medewerkster voor haar geschikt is.
3. In hoger beroep zijn namens appellante de eerder in beroep voorgedragen gronden en argumenten in essentie herhaald. Appellante is van mening dat zij haar eigen werk als gevolg van het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) niet kan hervatten.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad heeft geen aanleiding gezien over de medische grondslag een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de bezwaarverzekeringsarts dossierstudie heeft verricht, waarbij zij heeft kennisgenomen van de informatie van de behandelend artsen. Uit de beschikbare informatie van medische aard komt niet naar voren dat het Uwv de belastbaarheid van appellante op de in geding zijnde datum heeft overschat. Voorts heeft appellante in hoger beroep geen nadere informatie overgelegd die een ander licht werpt op haar medische situatie. Een in het aanvullend hoger beroepschrift aangekondigde medische expertise is uitgebleven. Gelet op het voorgaande onderschrijft ook de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.3. De Raad deelt ook het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uit de (bezwaar)arbeidskundige rapporten van 1 augustus 2006 en 14 november 2007 komt voldoende overtuigend naar voren dat appellante geschikt moet worden geacht voor haar eigen werk als administratief medewerkster.
4.4. Uit de overwegingen 4.1 - 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van F. Heringa als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2009.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) F. Heringa.
TM