ECLI:NL:CRVB:2009:BK5296

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-430 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die woonachtig is in Marokko. De zaak betreft een niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een beroepschrift. De aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam was op 28 augustus 2006 gedaan en op 1 september 2006 aan partijen verzonden. Appellante ontving het afschrift van de uitspraak pas op 3 november 2006, waarna zij op 19 januari 2007 haar beroepschrift indiende. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend, aangezien het pas op 19 januari 2007 ter griffie is ontvangen, terwijl de termijn op 9 januari 2007 was verstreken.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2008 was appellante niet aanwezig, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) was vertegenwoordigd door mr. drs. A. Slovacek. Het onderzoek werd heropend en appellante werd gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. In haar antwoord op 25 augustus 2008 gaf appellante aan dat zij niet eerder in staat was het griffierecht te voldoen. De Raad concludeert echter dat appellante in verzuim is geweest, omdat zij de mogelijkheid had om tijdig een voorlopig beroepschrift in te dienen met een verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht. De Raad stelt vast dat het risico van een niet-tijdige indiening volledig voor rekening van de partij die het hoger beroep instelt komt.

Uiteindelijk verklaart de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in aanwezigheid van griffier W. Altenaar, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2009.

Uitspraak

07/430 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2006, 05/4175 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
Datum uitspraak: 3 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De aangevallen uitspraak is op 1 september 2006 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden. Op 2 november 2006 is het aan appellante verzonden afschrift bij de rechtbank retour gekomen. De rechtbank heeft daarop de aangevallen uitspraak op 3 november 2006 opnieuw aan appellante verzonden.
Het beroepschrift is op 19 januari 2007 ter griffie ontvangen. Het is blijkens de poststempel op de enveloppe op 9 januari 2007 ter post bezorgd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovacek.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen. Ter voortzetting van het onderzoek zijn aan appellante vragen gesteld ten aanzien van de overschrijding van de hoger beroepstermijn.
Appellante heeft hierop bij brief van 25 augustus 2008 geantwoord.
Het geding is opnieuw behandeld ter zitting heeft van 22 oktober 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
1.2. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
1.3. Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
1.4. Bij brief van 7 augustus 2008 is het onderzoek heropend en aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
1.5. Appellante heeft daarop bij brief van 25 augustus 2008 geantwoord dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend nu zij niet eerder in staat was het griffierecht te voldoen.
1.6. Hetgeen appellante ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
1.7. De Raad overweegt daartoe dat in situaties als de onderhavige het uitgangspunt geldt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Appellante had ter sauvering van de beroepstermijn tijdig een voorlopig beroepschrift kunnen indienen met het verzoek om uitstel van betaling van het griffierecht.
1.8. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk, zodat wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
2. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2009.
(get.) H.J de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
RB
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Déclare le recours interjeté non-recevable.
Par conséquent, décidée par H.J. de Mooij, en présence de W. Altenaar en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 Decembre 2009.