ECLI:NL:CRVB:2009:BK5165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5734 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische beperkingen en taalvaardigheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. De appellant, die sinds 1988 in Nederland woont en jarenlang op de Nederlandse arbeidsmarkt heeft gewerkt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem per 5 maart 2007 geen recht op uitkering toekende. De rechtbank 's-Gravenhage had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.

De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens had ingebracht die de eerder vastgestelde medische beperkingen in twijfel zouden trekken. De Raad bevestigde dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv deugdelijk waren. Appellant had aangevoerd dat zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal hem zou belemmeren in het verwerven van functies, maar de Raad oordeelde dat deze taalvaardigheid niet als een medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek kon worden beschouwd. De Raad verwees naar de relevante wetgeving die stelt dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal tot de algemeen gebruikelijke bekwaamheden behoort en binnen zes maanden kan worden verworven.

De Raad concludeerde dat de gestelde beperkte taalvaardigheid van appellant niet in de weg stond aan het verkrijgen van functies waarvoor deze vaardigheid vereist was. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/5734 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 augustus 2008, 07/7641 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2009. Namens appellant is verschenen mr. Brouwer. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 4 september 2007 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit dat voor appellant per 5 maart 2007 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet WIA.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – kort samengevat – overwogen dat zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het besluit van 4 september 2007 deugdelijk is.
3. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank die gronden afdoende besproken en heeft zij genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daar nog het volgende aan toe.
4.2. Evenmin als in beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die alsnog twijfel doen rijzen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 24 november 2006. Uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 16 augustus 2007 volgt dat deze arts in voldoende mate rekening heeft gehouden met de beperkingen die appellant bij het verrichten van arbeid zal ondervinden van zijn zeer matig ingestelde diabetes mellitus.
4.3. Met betrekking tot de gestelde geringe communicatieve vaardigheden van appellant verwijst de Raad naar artikel 9, aanhef en sub a, van het Schattingsbesluit, waarin de fictie is vastgelegd dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal behoort tot de bekwaamheden die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven. In artikel 1 van de Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden is vastgelegd dat onder mondelinge beheersing van de Nederlandse taal vorenbedoeld wordt verstaan het verstaan en spreken van de Nederlandse taal voor zover dit nodig is bij functies waarvoor geen opleiding dan wel een opleidingsniveau tot afgerond basisonderwijs vereist is. Uit hetgeen appellant naar voren heeft gebracht, is de Raad niet kunnen blijken dat appellant deze bekwaamheid – zo hij die niet al heeft – als rechtstreeks en opjectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek niet kan verwerven. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank ter zake heeft overwogen. Voor appellant, die sinds 1988 in Nederland woont en jarenlang werkzaam is geweest op de Nederlandse arbeidsmarkt, kan de door hem gestelde beperkte beheersing van de Nederlandse taal er derhalve niet aan in de weg staan dat hem functies worden geduid waarin een taalvaardigheid wordt vereist als bedoeld in artikel 1 van vorenbedoelde Regeling.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
KR