ECLI:NL:CRVB:2009:BK5165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische beperkingen en taalvaardigheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. De appellant, die sinds 1988 in Nederland woont en jarenlang op de Nederlandse arbeidsmarkt heeft gewerkt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem per 5 maart 2007 geen recht op uitkering toekende. De rechtbank 's-Gravenhage had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens had ingebracht die de eerder vastgestelde medische beperkingen in twijfel zouden trekken. De Raad bevestigde dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv deugdelijk waren. Appellant had aangevoerd dat zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal hem zou belemmeren in het verwerven van functies, maar de Raad oordeelde dat deze taalvaardigheid niet als een medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek kon worden beschouwd. De Raad verwees naar de relevante wetgeving die stelt dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal tot de algemeen gebruikelijke bekwaamheden behoort en binnen zes maanden kan worden verworven.
De Raad concludeerde dat de gestelde beperkte taalvaardigheid van appellant niet in de weg stond aan het verkrijgen van functies waarvoor deze vaardigheid vereist was. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.