ECLI:NL:CRVB:2009:BK4846
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats per 21 januari 2007, omdat appellante volgens het Uwv minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag, omdat niet voldoende was toegelicht dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt waren.
In hoger beroep heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. Cornelisse, opnieuw gronden aangevoerd die zij eerder in beroep had ingediend. Zij baseerde haar standpunt op medische informatie van haar behandelende revalidatie-arts, K.B. Dankoor, die stelde dat appellante zowel fysiek als mentaal zeer beperkt belastbaar was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad vond geen aanknopingspunten in de aanvullende informatie van de revalidatie-arts om te concluderen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante hadden onderschat.
De Raad heeft besloten dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van zowel medische als arbeidskundige aspecten bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.