ECLI:NL:CRVB:2009:BK4846

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3027 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats per 21 januari 2007, omdat appellante volgens het Uwv minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het Uwv op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag, omdat niet voldoende was toegelicht dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt waren.

In hoger beroep heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. A.C. Cornelisse, opnieuw gronden aangevoerd die zij eerder in beroep had ingediend. Zij baseerde haar standpunt op medische informatie van haar behandelende revalidatie-arts, K.B. Dankoor, die stelde dat appellante zowel fysiek als mentaal zeer beperkt belastbaar was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad vond geen aanknopingspunten in de aanvullende informatie van de revalidatie-arts om te concluderen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellante hadden onderschat.

De Raad heeft besloten dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van zowel medische als arbeidskundige aspecten bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

08/3027 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 april 2008, 07/815
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Cornelisse. Het Uwv was niet vertegenwoordigd.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 april 2007 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit de WAO-uitkering van appellante met ingang van 21 januari 2007 in te trekken, omdat appellante per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt was.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellante tegen het besluit van 5 april 2007 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven en besluiten genomen omtrent vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 5 april 2007 op een juiste medische grondslag, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag berust. Dit laatste omdat niet op voldoende wijze is toegelicht dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is in de beroepsfase alsnog een deugdelijke toelichting verstrekt. De rechtbank heeft hierin aanleiding gevonden te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3.1. Appellante heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zij ook reeds in beroep heeft aangevoerd. Zij baseert haar standpunt dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen mede op medische informatie van de haar behandelende revalidatie-arts K.B. Dankoor. In een brief van 12 juli 2007 stelt de revalidatie-arts dat zij appellante zowel fysiek als mentaal zeer beperkt belastbaar acht. Fulltime werken, 40 uur in de week, is dan ook volgens Dankoor niet haalbaar.
3.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in hoger beroep behaalde beroepsgronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
3.3. Ook in de ter zitting nog verstrekte aanvullende informatie van de revalidatie-arts ziet de Raad geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de (bezwaar)verzekeringsartsen de beperkingen in de lichamelijke en geestelijke belastbaarheid van appellante hebben onderschat. Ook uit deze informatie volgt niet op basis van welke medisch objectiveerbare aandoening deze arts haar opvatting over de beperkingen van appellante stelt. Voor het benoemen van een deskundige ziet de Raad geen aanleiding.
3.4. Het hoger beroep van appellante treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3.5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2009.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
KR