ECLI:NL:CRVB:2009:BK4597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1987 arbeidsongeschikt is. Appellante heeft haar werkzaamheden als administratief medewerkster gestaakt vanwege psychische en lichamelijke klachten. Aan haar was een WAO-uitkering toegekend, die laatstelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In 2006 vond er echter een herbeoordeling plaats, waarbij een verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opstelde. Op basis van deze FML heeft een arbeidsdeskundige functies geselecteerd die appellante zou kunnen vervullen, wat leidde tot een vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 2,24%.
Het Uwv heeft vervolgens op 30 oktober 2006 de WAO-uitkering van appellante ingetrokken, wat leidde tot bezwaar van appellante. Een bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat, en een bezwaararbeidsdeskundige kwam tot een andere mate van arbeidsongeschiktheid van 29,59%. Uiteindelijk heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en de WAO-uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en ook in hoger beroep heeft appellante aangevoerd volledig arbeidsongeschikt te zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat er een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De Raad concludeert dat appellante op de in geding zijnde datum in staat was de haar voorgehouden functies te vervullen, en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.