ECLI:NL:CRVB:2009:BK4597

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2762 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1987 arbeidsongeschikt is. Appellante heeft haar werkzaamheden als administratief medewerkster gestaakt vanwege psychische en lichamelijke klachten. Aan haar was een WAO-uitkering toegekend, die laatstelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In 2006 vond er echter een herbeoordeling plaats, waarbij een verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opstelde. Op basis van deze FML heeft een arbeidsdeskundige functies geselecteerd die appellante zou kunnen vervullen, wat leidde tot een vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op 2,24%.

Het Uwv heeft vervolgens op 30 oktober 2006 de WAO-uitkering van appellante ingetrokken, wat leidde tot bezwaar van appellante. Een bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat, en een bezwaararbeidsdeskundige kwam tot een andere mate van arbeidsongeschiktheid van 29,59%. Uiteindelijk heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en de WAO-uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.

De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, en ook in hoger beroep heeft appellante aangevoerd volledig arbeidsongeschikt te zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat er een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De Raad concludeert dat appellante op de in geding zijnde datum in staat was de haar voorgehouden functies te vervullen, en bevestigt de aangevallen uitspraak. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

08/2762 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Suriname (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 maart 2008, 07/4164 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2009. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. van Beek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft op 17 juli 1987 haar werkzaamheden als administratief medewerkster in verband met diverse klachten van psychische en lichamelijke aard gestaakt. Aan haar is een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. In 2006 heeft een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante plaatsgevonden. Appellante is onderzocht door een verzekeringsarts, die een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld. Aan de hand daarvan heeft een arbeidsdeskundige functies voor appellante geselecteerd. Op basis van hetgeen appellante in die functies kan verdienen, heeft hij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 2,24%.
1.3. Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 26 december 2006 ingetrokken. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.4. Op 17 april 2007 is rapport uitgebracht door een bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft inlichtingen ingewonnen bij de huisarts van appellante en heeft appellante zelf onderzocht. Zijn bevindingen hebben hem tot het oordeel geleid dat de belastbaarheid van appellante door de verzekeringsarts niet is overschat. Vervolgens is rapport uitgebracht door een bezwaararbeidsdeskundige. Deze heeft de geschiktheid van de voor appellante geselecteerde functies nader toegelicht. Door een wijziging van de bij de vaststelling van de verdiencapaciteit in aanmerking te nemen reductiefactor komt hij tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 29,59%. Bij het bestreden besluit van 26 april 2007 heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard, het besluit van 30 oktober 2006 herroepen en appellantes WAO-uitkering met ingang van 26 december 2006 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Ook in hoger beroep heeft appellante naar voren gebracht volledig arbeidsongeschikt te zijn.
4. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. Ook naar het oordeel van de Raad heeft er een zorgvuldig medisch onderzoek plaatsgevonden en zijn er geen aanknopingspunten om de FML onjuist te achten. Appellante kon op de in geding zijnde datum in staat worden geacht de haar voorgehouden functies te vervullen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
RB