ECLI:NL:CRVB:2009:BK4267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6084 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van kinderbijslag en de voorwaarden voor terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die kinderbijslag had aangevraagd voor zijn kinderen. De kinderen verbleven sinds december 2002 zonder verblijfstitel in Nederland en waren in 2005 naar Bolivia teruggekeerd. Appellant had op 11 september 2006 kinderbijslag aangevraagd, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) had hem medegedeeld dat zijn recht op kinderbijslag pas met ingang van het derde kwartaal van 2005 was beoordeeld. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde zijn bezwaar ongegrond, omdat er geen sprake was van een bijzonder geval dat een terugwerkende kracht van meer dan een jaar rechtvaardigde.

Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet goed was geïnformeerd door de Belastingdienst en de vakbond, die hem hadden verteld dat kinderen zonder verblijfstitel geen recht hadden op kinderbijslag. Hierdoor was hij bang om verder te informeren. De Raad oordeelde echter dat appellant zelf bij de Svb had moeten informeren naar zijn aanspraken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat de onbekendheid van appellant met zijn wettelijke aanspraken niet verschoonbaar was. De rechtbank had vastgesteld dat appellant niet tijdig een aanvraag had ingediend en dat zijn bezorgdheid over zijn vrouw en kinderen geen bijzonder geval opleverde.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat de Svb niet bevoegd was om de kinderbijslag met een verdergaande terugwerkende kracht toe te kennen dan een jaar. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige informatie en het zelf informeren bij de juiste instanties over wettelijke aanspraken.

Uitspraak

08/6084 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 september 2008, 07/1563 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 19 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 11 september 2006 kinderbijslag aangevraagd ten behoeve van de kinderen [S.] en [H.] (hierna: de kinderen). De kinderen waren volgens opgave van appellant sedert december 2002 zonder verblijfstitel in Nederland. In de loop van 2005 zijn zij ter verkrijging van een verblijfstitel naar Bolivia teruggekeerd. Nadat hen een machtiging voorlopig verblijf was verstrekt, zijn zij in april 2006 weer naar Nederland gekomen. Appellant is blijkens de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie op 16 juni 2004 gehuwd met de moeder van de kinderen.
1.2. Bij besluit van 18 december 2006 heeft de Svb appellant (onder andere) medegedeeld dat zijn recht op kinderbijslag is beoordeeld met ingang van het derde kwartaal van 2005. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 23 februari 2007 heeft de Svb appellants bezwaar - voor zover hier van belang - ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), zodat de kinderbijslag slechts met een jaar terugwerkende kracht kan worden toegekend.
2. De rechtbank heeft appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij appellant is aangeduid als eiser en de Svb als verweerder.
“Eiser heeft in dit verband aangevoerd dat hij niet wist dat hij recht had op kinderbijslag. Eiser heeft navraag gedaan over zijn recht op kinderbijslag bij de vakbond en de Belastingdienst, die hem hebben verteld dat voor kinderen die illegaal in Nederland verblijven geen recht bestaat op kinderbijslag. Eiser heeft niet bij verweerder geïnformeerd naar zijn recht op kinderbijslag omdat hij bang was dat zijn vrouw en kinderen, die destijds illegaal in Nederland waren, terug moesten naar Bolivia.
(…)
De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aangevoerde redenen waarom hij eerst op 11 september 2006 kinderbijslag heeft aangevraagd niet aangemerkt kunnen worden als een bijzonder geval. Niet is gebleken van redenen of omstandigheden waardoor eiser niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen. Eiser was tot omstreeks 11 september 2006 onbekend met zijn potentiële aanspraak op kinderbijslag. Blijkens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep levert onbekendheid met wettelijke aanspraken echter geen bijzonder geval op. Deze onbekendheid is naar het oordeel van de rechtbank niet verschoonbaar te achten, nu het op de weg van eiser had gelegen om bij de juiste instantie te informeren naar zijn recht op kinderbijslag. Dat eiser dit heeft nagelaten komt dan ook voor zijn rekening en risico. De rechtbank begrijpt voorts de bezorgdheid van eiser over zijn vrouw en kinderen, maar dit kan evenwel geen bijzonder geval opleveren.”.
3. In hoger beroep heeft appellant (wederom) aangevoerd dat de Belastingdienst en de vakbond hem destijds niet goed hebben geïnformeerd en hem ten onrechte niet naar de Svb hebben verwezen. Doordat zij hem zeiden dat kinderen die illegaal in Nederland verbleven geen rechten hadden, was hij bang om verder te informeren, aldus appellant.
4. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Ook naar het oordeel van de Raad is geen sprake van verschoonbare onbekendheid van appellant met zijn wettelijke aanspraken. Appellant had bij de Svb naar zijn aanspraken kunnen informeren. Op dezelfde gronden als de rechtbank komt de Raad tot het oordeel dat geen sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de AKW, zodat de Svb niet bevoegd was appellant met een verdergaande terugwerkende kracht dan een jaar kinderbijslag toe te kennen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2009.
(get.) W. Altenaar.
(get.) M.M. van der Kade.
IJ