ECLI:NL:CRVB:2009:BK4137

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3464 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een volledige WAO-uitkering en geschil over ingangsdatum

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een volledige WAO-uitkering aan appellant. Appellant was het niet eens met de ingangsdatum van zijn WAO-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 12 juli 2007. Hij had eerder een verzoek ingediend om terug te komen op eerder genomen besluiten, maar de Raad stelde vast dat in zijn verzoek en bezwaarschrift geen expliciet verzoek was gedaan om terug te komen op de eerder vastgestelde besluiten over zijn recht op uitkering.

De Raad oordeelde dat het Uwv met het bestreden besluit volledig tegemoet was gekomen aan het verzoek van appellant tot herziening van zijn WAO-uitkering. Hierdoor was het Uwv niet verplicht om een hoorzitting te houden, zoals appellant had aangevoerd. De Raad benadrukte dat appellant de mogelijkheid had om alsnog een verzoek in te dienen om terug te komen van eerdere besluiten, maar dat dit niet relevant was voor de huidige zaak.

De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep van appellant ongegrond was, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een enkelvoudige kamer, met R.C. Stam als fungerend voorzitter en A.C.A. Wit als griffier.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 3 november 2009
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
Enkelvoudige kamer
Zitting heeft: R.C. Stam, als voorzitter,
griffier: A.C.A. Wit.
2e Zaak, reg.nr: 09/3464 WAO
Inzake: [Appellant], wonende te [woonplaats], hierna: appellant,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, hierna: het Uwv,
Appellant is niet ter zitting verschenen. Het Uwv is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde mr. H. van Wijngaarden.
MOTIVERING
Namens appellant heeft mr. G.A. Soebhag, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen gewezen uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 mei 2009, 08/3836 (hierna: aangevallen uitspraak). In de aangevallen uitspraak is het beroep, dat zich richt tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) op 26 augustus 2008 door het Uwv genomen besluit (hierna: bestreden besluit), ongegrond verklaard.
Het Uwv heeft in het bestreden besluit, waarin appellant een volledige WAO-uitkering is toegekend, als ingangsdatum genomen 12 juli 2007. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de ingangsdatum van zijn WAO-uitkeringen en bedoeld heeft een verzoek om terug te komen op eerder genomen besluiten in te dienen. Verder heeft appellant nog aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaar mondeling toe te lichten op een hoorzitting.
De Raad leest, evenals als de rechtbank, noch in het verzoek van appellant van 12 juli 2007, noch in zijn bezwaarschrift van 7 april 2008 een verzoek om terug te komen op de in het verleden genomen, rechtens vaststaande, besluiten over zijn recht op uitkering.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het bestreden besluit volledig is tegemoetgekomen aan het door appellant gedane verzoek tot herziening van zijn WAO-uitkering, zodat op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht van het houden van een hoorzitting mocht worden afgezien. Anders dan appellant blijkbaar meent, hoefde het Uwv niet (toch) een hoorzitting te houden om hem de gelegenheid te bieden om zijn aanvraag te wijzigen of aan te vullen.
De Raad tekent hierbij aan dat dit alles appellant niet verhindert om alsnog een verzoek te doen om terug te komen van de besluiten van 5 januari 1994 en 7 januari 2004. Het Uwv erkent dat op het betreffende ter zitting van de rechtbank gedane verzoek niet is beslist en hij zegde toe hier voor met mr. Sorbagh contact op te nemen.
Waar de rechtbank in de aangevallen uitspraak een oordeel geeft of aan dat verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd, treedt zij daarmee buiten de omvang van het door het bestreden besluit begrensde geding. Dit vormt echter geen dragende overweging van de aangevallen uitspraak, zodat de Raad hieraan geen gevolgen verbindt.
Het hoger beroep van appellant treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
a
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 3 november 2009
De griffier A.C.A. Wit De fungerend voorzitter R.C. Stam
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.