ECLI:NL:CRVB:2009:BK4109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3099 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die per 1 november 2002 was toegekend vanwege psychische klachten. Het Uwv had in 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante te verhogen, maar dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, omdat het Uwv niet voldoende arbeidskundige motivering had gegeven. De rechtbank liet echter de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellante, die per 2 november 2001 haar werk als floormanager had gestaakt wegens psychische klachten, had in 2002 een WAO-uitkering gekregen, berekend op 15-25% arbeidsongeschiktheid. In 2004 onderging zij een operatie voor een rugtumor, maar deze klachten werden niet meegenomen in de beoordeling van haar uitkering, omdat ze waren ontstaan in een periode waarin appellante alleen verzekerd was op grond van artikel 7b van de WAO.

Tijdens het hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv geen rekening hield met de beperkingen die voortvloeien uit haar rugtumor en dat haar lichaamslengte van 1,50 meter een belemmering vormde voor het uitvoeren van bepaalde functies. De Raad oordeelde echter dat de WAO-uitkering uitsluitend was toegekend vanwege de psychische klachten en dat de later ontstane lichamelijke klachten niet tot een verhoging van de uitkering konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de lichaamslengte van appellante geen belemmering vormde voor het uitoefenen van de functies, aangezien zij geen medische beperkingen ondervond ten aanzien van de reikfrequentie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 november 2009.

Uitspraak

09/3099 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 april 2009, 08/208
(hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante stelde mr. G. van Leeuwen van SRK Rechtsbijstand hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 23 oktober 2009, waar het Uwv zich liet vertegenwoordigen door W.J.H.M. Lagerwaard en namens appellante mr. Van Leeuwen verscheen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 20 december 2007 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarbij beslist het Uwv op het bezwaar van appellante tegen zijn besluit van 21 mei 2007. Hij verhoogt de WAO-uitkering van appellante met ingang van 24 mei 2006 met de indeling van appellante in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25-35%.
2. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, omdat het Uwv pas in beroep het bestreden besluit van een voldoende arbeidskundige motivering voorzag en vernietigde om die reden dat besluit. Zij liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit echter in stand.
3.1. De volgende, onbetwiste, feiten neemt de Raad tot uitgangspunt.
3.2. Appellante staakte per 2 november 2001 haar werk als full time floormanager bij een fastfoodbedrijf wegens psychische klachten en zij kreeg in verband hiermee ingaande 1 november 2002 een WAO-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Op 26 april 2006 meldde zij zich ziek.
3.3. In augustus 2004 is appellante geopereerd in verband met een tumor in de rug. Appellante was toen uitsluitend op grond van artikel 7b van de WAO voor deze wet verzekerd.
3.4. De verzekeringsarts liet een psychologische expertise verrichten en mede uitgaande van de bevindingen van die psycholoog stelde de verzekeringsarts een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op. Daarbij hield hij geen rekening met de beperkingen die appellante ondervond als gevolg van haar rugtumor. Deze beperkingen zijn namelijk ontstaan in het tijdvak dat appellante (alleen) op grond van artikel 7b van de WAO verzekerd was en vallen daarmee “buiten de verzekering”.
3.5. De arbeidsdeskundige selecteerde een aantal functies waarvan de belasting binnen de door de FML begrensde belastbaarheid blijft.
4. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit. Appellante herhaalt in hoger beroep als beroepsgrond dat het Uwv ten onrechte geen rekening houdt met de beperkingen die voortvloeien uit haar rugtumor. Verder stelt zij dat haar lengte, 1.50 meter, in de weg staat aan het verrichten van de functies, vanwege de in die functies voorkomende belasting op het aspect reiken.
5.1. Naar het oordeel van de Raad slagen deze beroepsgronden niet.
5.2. De per 1 november 2002 toegekende WAO-uitkering is uitsluitend toegekend vanwege de psychische klachten van appellante. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat de later in verband met de rugtumor ontstane lichamelijke klachten niet tot een verhoging van deze uitkering kunnen leiden, nu die beperkingen zijn ontstaan in een periode dat appellante enkel verzekerd was op grond van artikel 7b van de WAO.
5.3. Daaraan doet niet af dat appellante van mei 1992 tot augustus 1994 een WAO-uitkering ontving waarin fysieke beperkingen wel een rol speelden.
5.4. Met de arbeidsdeskundige is de Raad van oordeel dat de lichaamslengte van appellante geen belemmering vormt om de functies uit te oefenen. Zij ondervindt ten aanzien van de reikfrequentie geen medische beperkingen.
6. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen en ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
EK