ECLI:NL:CRVB:2009:BK4109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die per 1 november 2002 was toegekend vanwege psychische klachten. Het Uwv had in 2007 besloten om de WAO-uitkering van appellante te verhogen, maar dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, omdat het Uwv niet voldoende arbeidskundige motivering had gegeven. De rechtbank liet echter de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellante, die per 2 november 2001 haar werk als floormanager had gestaakt wegens psychische klachten, had in 2002 een WAO-uitkering gekregen, berekend op 15-25% arbeidsongeschiktheid. In 2004 onderging zij een operatie voor een rugtumor, maar deze klachten werden niet meegenomen in de beoordeling van haar uitkering, omdat ze waren ontstaan in een periode waarin appellante alleen verzekerd was op grond van artikel 7b van de WAO.
Tijdens het hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv geen rekening hield met de beperkingen die voortvloeien uit haar rugtumor en dat haar lichaamslengte van 1,50 meter een belemmering vormde voor het uitvoeren van bepaalde functies. De Raad oordeelde echter dat de WAO-uitkering uitsluitend was toegekend vanwege de psychische klachten en dat de later ontstane lichamelijke klachten niet tot een verhoging van de uitkering konden leiden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de lichaamslengte van appellante geen belemmering vormde voor het uitoefenen van de functies, aangezien zij geen medische beperkingen ondervond ten aanzien van de reikfrequentie. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 november 2009.