ECLI:NL:CRVB:2009:BK4100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1888 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de rol van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die zijn werk wegens psychische klachten had gestaakt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht de deskundige E.F. van Ittersum heeft gevolgd in zijn oordeel over de arbeidsongeschiktheid van appellant. Appellant, die sinds 1988 arbeidsongeschikt is, had in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren onderschat. De Raad stelt vast dat de deskundige Van Ittersum, die appellant had onderzocht, een gemotiveerd rapport had opgesteld waarin hij zijn diagnose en conclusies onderbouwde. De Raad wijst erop dat het gebruikelijk is dat de bestuursrechter de onderbouwde conclusies van ingeschakelde deskundigen volgt, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. De Raad concludeert dat de rechtbank de juiste beslissing heeft genomen door de deskundige te volgen, en dat de geschiktheid van de functies voldoende was toegelicht. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

09/1888 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2009, 08/108
(hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant stelde mr. M.J.A. van Schaik, advocaat te Rotterdam, hoger beroep in.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 23 oktober 2009, waar het Uwv zich liet vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevreden en appellant zich liet bijstaan door
mr. Van Schaik.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep richt zich tegen het besluit van 3 december 2007 ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Daarbij handhaaft het Uwv zijn besluit van 29 juni 2007 tot de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant per 30 augustus 2007. Weliswaar kan hij om medische redenen zijn eigen werk niet meer doen, maar met gangbare arbeid kan hij volgens het Uwv ongeveer 90% verdienen van zijn loon als full time postkamermedewerker.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. De volgende, onbetwiste, feiten neemt de Raad tot uitgangspunt.
3.2. Appellant staakte zijn werk wegens psychische klachten met ingang van 11 januari 1988 en vanaf 11 januari 1989 is hij steeds, zij het vanwege enigszins wisselende diagnosen, volledig arbeidsongeschikt geacht.
3.3.1. In november 2004 liet het Uwv een psychiatrische expertise verrichten, waaruit de conclusie kwam dat appellant leed aan een chronische depressie. Deze depressie noemt de psychiater atypisch vanwege de opvallend weinige vitale kenmerken. Uitgaande van die bevindingen stelde de verzekeringsarts een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op.
3.3.2. Arbeidskundig onderzoek leverde onvoldoende functies op om daarop een schatting te baseren.
3.4.1. Op 9 mei 2007 onderzocht de verzekeringsarts appellant. Hij komt tot dezelfde diagnose als de expertise in november 2004. Ook hij stelde een FML op.
3.4.2. De arbeidsdeskundige wist nu wel voldoende functies te selecteren.
3.5. De rechtbank benoemde E.F. van Ittersum als deskundige. Hij onderzocht appellant en rapporteerde op 31 oktober 2008 dat appellant lijdt aan een matige ernstige, dysthyme stoornis en een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis heeft. De deskundige is het eens met de FML. Hij handhaafde gemotiveerd zijn conclusies tegenover de zienswijze van de appellant sinds 15 september 2008 behandelende psychiater dr. H.J. de Heer.
4. Appellant herhaalt in hoger beroep dat in de FML de voor hem bestaande medische arbeidsbeperkingen zijn onderschat en hij beroept zich ter ondersteuning hiervan op de visie van De Heer.
5. Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat de rechtbank terecht haar deskundige volgde. Het is immers vaste rechtspraak dat de bestuursrechter als regel de onderbouwde en inzichtelijke conclusies van de door hem ingeschakelde deskundige volgt. Dat De Heer een andere diagnose stelt, is onvoldoende reden om de deskundige Van Ittersum niet te volgen, nu Van Ittersum motiveerde waarom hij de visie van De Heer niet deelt. De Raad tekent daarbij nog aan dat appellant ruimschoots na de hier van belang zijnde datum onder behandeling van De Heer kwam.
6. De geschiktheid van de functies is voldoende toegelicht.
7. De Raad zal de aangevallen uitspraak bevestigen en ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) A.C.A. Wit.
EK