ECLI:NL:CRVB:2009:BK3938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1221 BESLU
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ketting, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 1 september 2008 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, onder nummer 09/1221 BESLU. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over een schadevergoeding van € 1.000,– wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat er geen veroordeling in de proceskosten zal plaatsvinden. Dit is gebaseerd op het feit dat er geen proceshandelingen zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. E.J. Daalder, als partij in deze procedure aangemerkt.

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2009. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet in overweging genomen, en heeft het verzoek tot veroordeling in de proceskosten afgewezen.

Uitspraak

09/1221 BESLU
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om schadevergoeding van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
met als partijen:
appellante
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie) (hierna: Staat).
Datum uitspraak: 29 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.N. Ketting, advocaat te Woerden, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2008, 04/5049, in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Bij uitspraak van 11 maart 2009, 08/5885 WAJONG (LJN BH6199) heeft de Raad uitspraak gedaan op dit hoger beroep. Daarbij heeft de Raad onder meer bepaald dat het onderzoek onder nummer 09/1221 BESLU wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over het verzoek van appellante om schadevergoeding met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en heeft de Raad de Staat aangemerkt als partij in die procedure.
Namens de Staat heeft mr. E.J. Daalder, advocaat te ’s-Gravenhage, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Daarbij heeft mr. Daalder aangegeven dat aan appellante een bedrag van € 1.000,– zal worden betaald als compensatie van de overschrijding van de redelijke termijn.
Bij brief van 15 juni 2009 is namens appellante het hoger beroep op het punt van de overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Staat te veroordelen in de proceskosten.
Namens de Staat is gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
De Raad ziet geen reden om tot een veroordeling in de proceskosten te komen, reeds omdat van proceshandelingen in deze procedure die voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen, niet gesproken kan worden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
RB