ECLI:NL:CRVB:2009:BK3701

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/911 WAO + 08/7335 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en ziektewet met opdracht tot nieuw besluit

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar WAO-uitkering, die was gebaseerd op een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering per 24 mei 2006. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft het Uwv erkend dat het besluit op een onjuiste grondslag berustte.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante op de datum in geding 80 tot 100% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Hierdoor zijn de eerdere besluiten van het Uwv, evenals de uitspraken van de rechtbank, vernietigd. De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellante. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.286,90 bedragen, en het betaalde griffierecht van € 290,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig om te gaan met de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de gevolgen daarvan voor uitkeringen.

Uitspraak

08/911 WAO
08/7335 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 december 2007, 07/99 en 17 november 2008, 08/852,
in de gedingen tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.A. van der Kleij, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2009, waar de zaken met nummer 08/911 WAO en 08/7335 ZW gevoegd zijn behandeld. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Kleij. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E. van den Brink.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 24 maart 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die voorheen werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 24 mei 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 7 december 2006 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.2. Bij besluit van 17 oktober 2007 heeft het Uwv beslist dat het recht op uitkering van appellante ingevolge de Ziektewet (ZW) wordt beëindigd met ingang van 18 oktober 2007. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is ongegrond verklaard bij besluit van 17 april 2008 (bestreden besluit 2).
2. Bij de uitspraak van 28 december 2007, 07/99 (aangevallen uitspraak 1) heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van 17 november 2008, 08/852 (aangevallen uitspraak 2) heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 en aangevallen uitspraak 2 medische en arbeidskundige grieven aangevoerd.
4. Ter zitting van de Raad heeft het Uwv gesteld dat bestreden besluit 1 op een onjuiste grondslag berust, dat appellante op de datum in geding 80 tot 100% arbeidsongeschikt moet worden geacht en dat het besluit van 24 maart 2006 moet worden herroepen. Tevens heeft het Uwv ter zitting van de Raad aangegeven dat dit betekent dat ook bestreden besluit 2 op een onjuiste grondslag berust. Gelet hierop komen de bestreden besluiten 1 en 2 voor vernietiging in aanmerking, evenals de aangevallen uitspraken 1 en 2. Het Uwv zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van appellante. Het verzoek om schadevergoeding van appellante – in de vorm van vergoeding van wettelijke rente – komt thans niet voor toewijzing in aanmerking, omdat nog nadere besluitvorming noodzakelijk is. Het Uwv zal bij zijn nadere besluitvorming ook aandacht moeten besteden aan de vraag of en, zo ja, in hoeverre er reden is om renteschade te vergoeden. Daarbij dient het Uwv tevens een beslissing te nemen op het verzoek van appellante om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
5. De Raad ziet aanleiding om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.288,00 voor verleende rechtsbijstand in beroep, op € 966,00 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (waarbij voor het verschijnen van mr. Van der Kleij ter zitting van de Raad 1 punt wordt toegekend), op € 5,10 aan reiskosten in beroep en op € 27,80 aan reiskosten in hoger beroep, totaal € 2.286,90. Bij de Raad zijn de zaken 08/911 WAO en 08/7335 ZW ter zitting gevoegd behandeld.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraken 1 en 2;
Verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond en vernietigt die besluiten;
Bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 2.286,90, te betalen door het Uwv aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht van € 290,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en A.A.H. Schifferstein en P.J. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) J.M. Tason Avila.
CVG