ECLI:NL:CRVB:2009:BK3689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1094 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep inzake nabestaandenuitkering Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond was verklaard. De Svb had eerder geweigerd om appellante een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) toe te kennen, omdat haar echtgenoot op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Na een nieuw besluit van de Svb op 24 juli 2009, waarin de bezwaren van appellante gegrond werden verklaard en haar een nabestaandenuitkering werd toegekend, heeft appellante de Raad laten weten dat zij het eens was met dit besluit. Hierdoor had appellante geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 november 2009.

Uitspraak

08/1094 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2008, 06/888 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 11 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 24 juli 2009 heeft de Svb een nieuw besluit van dezelfde datum aan de Raad doen toekomen.
Bij schrijven van 13 augustus 2009 heeft appellante de Raad bericht dat zij het eens is met het besluit van de Svb van 24 juli 2009.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluiten van 30 oktober 2003 en 4 mei 2004 heeft de Svb geweigerd appellante een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot [naam echtgenoot] op de dag van zijn overlijden, te weten [in] 1999, niet verzekerd was voor de ANW.
1.2. Bij beschikking op bezwaar van 9 januari 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen de besluiten van 30 oktober 2003 en 4 mei 2004 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 9 januari 2006 ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante – onder meer - aangevoerd dat haar overleden partner tot [in] 1999 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, berekend naar een mate van arbeidongeschiktheid van 80 tot 100%. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellante een besluit van 2 oktober 2006 van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) overgelegd, waaruit blijkt dat de per 10 september 1997 geschorste WAO-uitkering van [echtgenoot] weer tot uitbetaling was gekomen, nadat hij alsnog aan zijn verplichtingen op grond van de controlevoorschriften had voldaan. De uitkering werd voortgezet tot de datum van zijn overlijden, [in] 1999.
3.2. Voor de Svb was het besluit van het Uwv van 2 oktober 2006 aanleiding een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de aanspraak op nabestaandenuitkering van appellante. Bij het in rubriek I van deze uitspraak vermelde besluit op bezwaar van 24 juli 2009 heeft de Svb vervolgens de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 30 oktober 2003 en 4 mei 2004 gegrond verklaard en aan appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW toegekend met ingang van mei 2002, onder vergoeding van de wettelijke rente.
4. Gelet op de hierboven vermelde reactie van appellante van 13 augustus 2009, komt de Svb met het besluit van 24 juli 2009 geheel tegemoet aan het beroep van appellante. Derhalve heeft appellante geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellante het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) J.J.B. van der Putten.
mm