ECLI:NL:CRVB:2009:BK3495

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1590 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW door niet-verzekering van de echtgenoot

In deze zaak gaat het om de weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet (ANW) aan appellante, wier echtgenoot op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Appellante, die in Marokko woont, heeft op 27 juni 2005 een uitkering ingevolge de ANW aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in haar besluit van 4 mei 2006 overwogen dat de echtgenoot van appellante niet was aangemeld voor de vrijwillige verzekering onder de ANW en dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 november 2009 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat er geen bewijs is dat de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden verzekerd was voor de ANW. Appellante stelde dat haar echtgenoot zich abusievelijk had verzekerd voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in plaats van voor de ANW, maar de Raad oordeelt dat dit niet leidt tot de conclusie dat de Svb de echtgenoot postuum als verzekerd voor de ANW moet aanmerken. Zelfs als de Svb de voor de AWBZ betaalde premies zou aanmerken als premies voor de ANW, zou dit niet leiden tot een recht op uitkering, omdat de verzekering per 8 januari 2004 was beëindigd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.

Uitspraak

08/1590 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2008, 06/2960 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren [in] 1965, woont in Marokko en bezit de Marokkaanse nationaliteit. De echtgenoot van appellante, geboren [in] 1920, is [in] 2005 overleden. Wijlen haar echtgenoot was, ter zake van in Nederland gewerkte perioden, ten tijde van zijn overlijden in het genot van een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Tot 1 januari 2000 is hij verzekerd geweest ingevolge de volksverzekeringen, laatstelijk op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746, hierna: KB 746). Artikel 26 van KB 746 is per 1 januari 2000 vervallen.
1.2. Appellante heeft op 27 juni 2005 een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Bij besluit van 29 augustus 2005 is de aanvraag van appellante afgewezen omdat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet was verzekerd voor de ANW.
1.3. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 4 mei 2006 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Svb overwogen dat wijlen de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet was aangemeld voor de vrijwillige verzekering ingevolge de ANW en dat hij evenmin verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, zodat appellante niet kan worden aangemerkt als nabestaande in de zin van de ANW
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, overwegende - kort gezegd - dat uit de gedingstukken blijkt dat de echtgenoot van appellante weliswaar tot 1 januari 2004 vrijwillig verzekerd was geweest voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) maar dat nergens uit blijkt dat ook een vrijwillige verzekering voor de ANW was afgesloten.
3. Appellante komt op tegen de weigering aan haar een ANW-uitkering te verstrekken. Zij stelt dat haar echtgenoot zich abusievelijk vrijwillig verzekerd heeft voor de AWBZ en deze daarom ook heeft beëindigd met ingang van 1 januari 2004. Appellante stelt dat de door haar echtgenoot afgedragen AWBZ-premiebedragen eigenlijk bedoeld waren voor de ANW. Zij heeft de Svb verzocht de voor de AWBZ betaalde premie alsnog aan te merken als premiebetalingen voor de vrijwillige ANW-verzekering.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat wijlen de echtgenoot van appellante op het moment van zijn overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd was ingevolge de ANW of de Marokkaanse wettelijke regelingen. Als gevolg hiervan is appellante niet aan te merken als nabestaande in de zin van de ANW en heeft zij op grond van dwingendrechtelijke bepalingen in de ANW geen recht op een nabestaandenuitkering.
4.2. Indien, zoals namens appellante is gesteld, sprake was van een vergissing omdat haar echtgenoot zich destijds eigenlijk vrijwillig voor de ANW had willen verzekeren in plaats van voor de AWBZ, dan volgt daaruit nog niet dat de Svb de echtgenoot van appellante postuum en contra legem alsnog zou moeten aanmerken als verzekerd voor de ANW op de datum van zijn overlijden.
4.3. Overigens merkt de Raad nog op dat zelfs al zou de Svb de voor de AWBZ betaalde premiebedragen aanmerken als ten behoeve van de vrijwillige ANW-verzekering betaalde premie, dat nog niet leidt tot de toekenning van een ANW-uitkering aan appellante omdat de AWBZ-verzekering op verzoek van wijlen de echtgenoot van appellante per 8 januari 2004 is beëindigd, zodat hij ook dan op de datum van zijn overlijden niet verzekerd geweest zou zijn voor de ANW.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep faalt zodat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 november 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) W. Altenaar.
RB