ECLI:NL:CRVB:2009:BK2860

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2504 WWB + 09/2505 WWB + 09/3043 WWB + 09/3044 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellanten, vertegenwoordigd door mr. J. Wolfert-Brouwer, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 24 maart 2009. Echter, op 23 juni 2009 heeft mr. Wolfert-Brouwer namens appellanten het hoger beroep ingetrokken, omdat gedaagde, het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Dienst De Rijnstreek, bij een nader besluit van 18 mei 2009 gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellanten. Dit leidde tot de vraag of de beschikking van gedaagde tijdig was bekendgemaakt, aangezien appellanten stelden dat dit na het verstrijken van de hoger beroepstermijn was gebeurd.

De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken en dat appellanten verzocht hebben om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. Gedaagde heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en heeft betoogd dat het verzoek om proceskostenvergoeding onvolledig en ontoereikend was. De Raad heeft in overweging genomen dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep besloten gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 322,--, te betalen aan de griffier van de Raad. Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2009.

Uitspraak

09/2504 WWB
09/2505 WWB
09/3043 WWB
09/3044 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant) en
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 maart 2009, 08/8951, 09/877 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Dienst De Rijnstreek (hierna: gedaagde)
Datum uitspraak: 3 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J. Wolfert-Brouwer, advocaat te Alphen aan den Rijn, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 23 juni 2009 heeft mr. Wolfert-Brouwer namens appellanten het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
Gedaagde heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is ingetrokken omdat gedaagde bij nader besluit van 18 mei 2009 gedeeltelijk aan de bezwaren van appellanten tegemoet is gekomen. Appellanten stellen zich op het standpunt dat voormelde beschikking bekend is gemaakt na het verstrijken van de hoger beroepstermijn.
Gedaagde geeft als verweer aan dat het verzoek om proceskostenvergoeding zoals het heden voorligt onvolledig en ontoereikend is. Appellanten hebben voor zowel beroep als hoger beroep een verzoek om vergoeding van de kosten gedaan zonder dat uitspraak wordt gedaan omtrent de hoogte van de verzochte vergoeding. Gedaagde geeft voorts aan dat zij bij de aangevallen uitspraak is veroordeeld tot een vergoeding van de door appellant gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 966,--, terwijl beide appellanten beroep hebben ingesteld en alleen voor appellante een toevoeging was afgegeven.
De Raad ziet aanleiding om gedaagde te veroordelen in de kosten die appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs hebben moeten maken.
De proceskosten worden, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,-- in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt gedaagde in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 322,--, te betalen door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst De Rijnstreek aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2009.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) P.A.M. Hulsdouw.
mm