[Appellanten], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2008, 07/1774 (hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene] (hierna: betrokkene)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 oktober 2009
Namens betrokkene heeft mr. A. Caddeo, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Bij fax van 23 maart 2009 heeft het College de Raad bericht dat betrokkene op
1 november 2008 is overleden.
Bij brief van 23 maart 2009 heeft mr. Caddeo de Raad bericht dat hij is verhinderd om de op 24 maart 2009 geplande zitting in deze zaak bij te wonen en dat betrokkene hem tot op heden nog niet heeft bevestigd dat zij op de zitting zelf zal verschijnen.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in het geding met reg.nr. 08/1363, een aanvang genomen op 24 maart 2009. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.M. Diderich, werkzaam bij de gemeente Amsterdam. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Hij heeft daarbij bepaald dat mr. Caddeo zal worden gevraagd of hij namens de erven van betrokkene het geding wenst voort te zetten.
Bij brief van 11 augustus 2009 heeft mr. Caddeo de Raad bericht dat hij het geding namens de eventuele erven wenst voort te zetten.
Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene ontvangt € 30,-- per maand aan bijzondere bijstand voor energiekosten op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Betrokkene heeft op 13 oktober 2006 een aanvraag ingediend om een verhoging van de bijzondere bijstand voor energiekosten. Bij besluit van 29 november 2006 heeft het College deze aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het College het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 29 november 2006 herzien in die zin dat de bijzondere bijstand voor energiekosten wordt verhoogd van € 30,-- naar € 35,-- per maand. Een verdere verhoging van de bijzondere bijstand voor energiekosten werd afgewezen op de grond dat de extra kosten voor energie boven het bedrag van € 35,-- per maand niet noodzakelijk zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 27 maart 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Het besluit van 27 maart 2007 berust op het advies van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (hierna: GGD) van 7 november 2006. Uit dit advies blijkt dat betrokkene al jaren invalide is en afhankelijk van de zorg van derden, dat zij op 6 november 2006 thuis is bezocht en dat tijdens dat huisbezoek de meerkosten van de energievoorziening aan de orde zijn geweest. In het advies is vermeld dat betrokkene beperkingen ondervindt in de mobiliteit en zij dientengevolge hogere energiekosten heeft. De op medische gronden geïndiceerde meerkosten worden daarbij bepaald op € 35,-- per maand. Dat bedrag wordt toegelicht door een verwijzing naar het protocol Sociaal Medische Advisering Bijzondere Bijstand van februari 2006 (hierna: Protocol). Verder is in het advies vermeld dat het aan het College is om het bedrag te verhogen op sociale gronden.
4.3. In het Protocol is ten aanzien van meerkosten energie bepaald dat bij sommige ziekten of aandoeningen een hogere omgevingstemperatuur dan de gebruikelijke 20 graden Celsius wenselijk tot noodzakelijk wordt geacht en dat in andere gevallen om andere, in de woning gelegen factoren, harder gestookt moet worden om een normale temperatuur te handhaven. Voor in de woning gelegen factoren, zoals slechte isolatie, oude behuizing, ongunstige ligging, oud verwarmingssysteem en dergelijke bestaat geen medische indicatie. Over een eventuele sociale indicatie beslist de GSD. In het Protocol worden verder bij wijze van voorbeeld ziekten en aandoeningen genoemd waarbij sprake is van meerkosten op medische indicatie. In het Protocol is verder vermeld dat de precieze vaststelling van de hoogte van de meerkosten een zaak is van de GSD en dat over het algemeen voor persoonlijke/medische factoren een bedrag tussen € 20,-- en € 35,-- per maand kan worden geadviseerd.
4.4. De Raad is van oordeel dat het College kon en mocht afgaan op het bij de GGD ingewonnen advies. Dit advies is zorgvuldig tot stand gekomen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat de GGD de beschikking had over de verklaring van de behandelend arts van betrokkene van 10 oktober 2006. De Raad heeft voorts geen aanknopingspunten gevonden om het advies voor onjuist te houden. Van de zijde van appellanten zijn geen concrete objectieve medische gegevens overgelegd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat de medisch geïndiceerde extra kosten voor energie op een hoger bedrag dan het door de GGD geadviseerde bedrag van € 35,-- per maand moet worden vastgesteld. Nu van de zijde van appellanten evenmin is onderbouwd dat voor betrokkene op sociale gronden extra kosten voor energie tot een hoger bedrag dan € 35,-- per maand noodzakelijk waren, heeft het College terecht met toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB geen hoger bedrag aan bijzondere bijstand voor energiekosten toegekend dan € 35,-- per maand.
4.5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Hetgeen van de zijde van appellanten in hoger beroep is aangevoerd leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2009.