ECLI:NL:CRVB:2009:BK2100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6095 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA met betrekking tot medische urenbeperkingen en psychische aandoeningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en HIV, vastgesteld op 60,36% op de ingangsdatum van 29 juni 2006. Appellant stelde dat hij verdergaand beperkt was en dat het protocol 'Angststoornissen' van toepassing zou moeten zijn. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het protocol niet van toepassing is, omdat de aanvraag om uitkering vóór de ingangsdatum van het protocol is ontvangen.

De Raad overweegt dat de psychiater prof. dr. Koerselman zich kan verenigen met de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die door het Uwv is opgesteld. De Raad concludeert dat de door het Uwv vastgestelde medische urenbeperkingen en de overige beperkingen van appellant niet onjuist zijn. De stelling van appellant dat hij niet in staat zou zijn om samen te werken met collega's, wordt voldoende weersproken door het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 november 2009.

Uitspraak

08/6095 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 september 2008, 07/1849 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 november 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. van den Os, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2009. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.M.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat
hier met het navolgende.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 11 juni 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op de ingangsdatum 29 juni 2006 gewijzigd vastgesteld op 60,36%.
2.1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er geen aanleiding is om de door het Uwv aan dit besluit ten grondslag gelegde (medische) urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week, alsmede de overige beperkingen van appellant, zoals weergegeven in de - naar aanleiding van een van de zijde van appellant ingebrachte medische expertise van 29 februari 2008 van de psychiater prof. dr. G.F. Koerselman door de bezwaarverzekeringsarts aangescherpte - Functionele Mogelijkheden Lijst van 25 maart 2008, voor onjuist te houden. Voorts heeft de rechtbank de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1. De Raad, oordelend over hetgeen door partijen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt als volgt.
3.2. De grief van appellant dat gezien de voornoemde expertise van de psychiater prof. dr. Koerselman een verdergaande medische urenbeperking geïndiceerd is treft naar het oordeel van de Raad geen doel. Het Uwv heeft in het verweerschrift naar het oordeel van de Raad terecht opgemerkt dat uit voornoemd rapport van prof. dr. Koerselman kan worden opgemaakt dat deze bij de vaststelling van het zijns inziens wenselijke maximale aantal uren werken per dag (vier) ook de klachten die voortvloeien uit de HIV-status van appellant heeft betrokken.
3.3. Naar aanleiding van hetgeen namens appellant is aangevoerd met betrekking tot de (niet-)toepassing van het verzekeringsgeneeskundig protocol “Angststoornissen” overweegt de Raad dat, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder f en tweede lid, van de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeids-ongeschiktheidswetten (Stcrt. 2008, nr. 232) van dit protocol alleen gebruik wordt gemaakt indien de aanvraag om uitkering na 1 oktober 2007 is ontvangen. Gelet op de datum van ontvangst van de aanvraag om uitkering ingevolge de Wet WIA, 30 maart 2006, was dit protocol nog niet van toepassing, zodat een beroep daarop appellant niet kan baten.
3.4. Dat appellant op grond van de bij hem vastgestelde posttraumatische stressstoornis (PTSS) verdergaand beperkt zou zijn, met name bij de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, is in het verweerschrift en het daarbij gevoegde rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 14 november 2008 naar het oordeel van de Raad voldoende weersproken. Ook de Raad stelt vast dat de psychiater prof. dr. Koerselman zich volledig kan verenigen met de FML en dat daarbij expliciet is ingegaan op de genoemde rubrieken.
3.5. Dat er ten tijde in geding sprake zou zijn van in ernst toegenomen gewrichtsklachten wordt van de zijde van appellant niet met medische gegevens onderbouwd en vindt ook geen steun in de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts zoals weergegeven in de rapporten van 31 mei 2006 en 6 februari 2007.
3.6. De stelling dat appellant in het geheel niet in staat zou zijn om samen te werken met collega’s en dat hij derhalve de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet zou kunnen vervullen, is naar het oordeel van de Raad voldoende overtuigend weersproken in het (bij het verweerschrift overgelegde) rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van
18 november 2008. De Raad voegt daaraan toe dat prof. dr. Koerselman expliciet heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met de ten aanzien van appellant bij het aspect samenwerken door het Uwv aangenomen beperking.
3.7. De Raad komt dan ook tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en A.A.H. Schifferstein en P.J. Jansen als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) J.M. Tason Avila.
CVG