ECLI:NL:CRVB:2009:BK1250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering op basis van nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 25 april 2008 zijn beroep tegen de weigering van een WAZ-uitkering ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 1988 arbeidsongeschikt is door rugklachten, had in 2004 een WAZ-uitkering aangevraagd, maar deze was door het Uwv geweigerd. De rechtbank had de medische grondslag van het besluit van het Uwv in stand gelaten, maar appellant stelde dat er nieuwe feiten waren die de herziening van het besluit rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 oktober 2009 behandeld. Appellant voerde aan dat hij sinds 1988 ook schouderklachten had, die niet eerder waren onderzocht. Het Uwv had in eerdere besluiten gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissingen onjuist maakten. De rechtbank had geoordeeld dat de schouderafwijkingen geen relevant nieuw feit waren, omdat er geen bewijs was dat deze al bestonden ten tijde van de eerdere besluiten.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden aangetoond. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat er relevante nieuwe feiten waren die de eerdere afwijzing van de WAZ-uitkering konden rechtvaardigen. Daarom kon het hoger beroep niet slagen en werd de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier F. Heringa. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 oktober 2009.