ECLI:NL:CRVB:2009:BK0732
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep inzake bijstandsverlening en verplichtingen tot inschakeling in de arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2008. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat hem mededeling had gedaan van de verplichtingen tot inschakeling in de arbeid in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College had appellant ontheven van de sollicitatieplicht tot zijn 65ste jaar, maar had het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de behandeling van de zaak op 1 september 2009 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het College op 20 januari 2009 een nieuw besluit op bezwaar had genomen, waarbij het bezwaar van appellant gegrond was verklaard. Dit betekende dat appellant geen (proces)belang meer had bij een beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien het College hem al tegemoet was gekomen. Appellant had wel kosten gemaakt voor de procedure en verzocht om vergoeding, maar de Raad oordeelde dat het College al bereid was deze kosten te vergoeden, waardoor het verzoek voor het overige niet voor inwilliging in aanmerking kwam.
De Raad concludeerde dat er geen rechtens relevant belang was voor appellant om het hoger beroep voort te zetten, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak benadrukt het belang van een concreet procesbelang in hoger beroep en de rol van de bestuursrechter in het beoordelen van dergelijke zaken.