ECLI:NL:CRVB:2009:BK0587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een betrokkene tegen de herziening van zijn WAO-uitkering. Betrokkene had zijn werkzaamheden gestaakt op 24 maart 1991 en ontving vanaf 24 maart 1992 een WAO-uitkering, laatstelijk vastgesteld op 35 tot 45% arbeidsongeschiktheid. Appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had op 5 juni 2007 besloten de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene met ingang van 25 december 2003 vast te stellen op 80 tot 100%. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam op 8 september 2008 vernietigd, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit onvoldoende was. De bezwaarverzekeringsarts had niet adequaat onderzocht of de hartklachten van betrokkene in 2001 verband hielden met de latere vastgestelde atherosclerose. De Raad concludeerde dat er geen overtuigende medische gegevens waren die aantonen dat betrokkene vóór 25 december 2003 meer beperkingen had dan door appellant was aangenomen. De Raad wees erop dat betrokkene pas drie jaar na het cardiologisch onderzoek in 2002 door zijn huisarts werd doorverwezen en dat hij pas in augustus 2006 om herziening vroeg vanwege toegenomen klachten.
Uiteindelijk vernietigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van 5 juni 2007 ongegrond. De Raad concludeerde dat appellant op goede gronden de WAO-uitkering van betrokkene niet eerder dan per 25 december 2003 had herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.