ECLI:NL:CRVB:2009:BK0586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Op 29 september 2004 werd deze herzien naar 35 tot 45%. Appellant verzocht het Uwv om herziening van zijn uitkering op basis van toegenomen klachten per 15 december 2004. Het Uwv handhaafde echter de mate van arbeidsongeschiktheid op 35 tot 45% bij besluit van 26 april 2005. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Haarlem verklaarde zijn beroep ongegrond op 4 december 2007. Appellant ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 4 september 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door E.C. van der Meer. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigde dat de intrekking van het besluit van 26 april 2005 in rechte vast stond en dat appellant recht had op een WAO-uitkering van 35 tot 45%, zoals eerder vastgesteld. De Raad benadrukte dat er een zorgvuldige medische en arbeidskundige grondslag was voor het bestreden besluit, en dat appellant geen nieuwe medische stukken had overgelegd die zijn stelling van zwaardere beperkingen konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 oktober 2009.