ECLI:NL:CRVB:2009:BK0586

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-350 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Op 29 september 2004 werd deze herzien naar 35 tot 45%. Appellant verzocht het Uwv om herziening van zijn uitkering op basis van toegenomen klachten per 15 december 2004. Het Uwv handhaafde echter de mate van arbeidsongeschiktheid op 35 tot 45% bij besluit van 26 april 2005. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Haarlem verklaarde zijn beroep ongegrond op 4 december 2007. Appellant ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 4 september 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door E.C. van der Meer. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigde dat de intrekking van het besluit van 26 april 2005 in rechte vast stond en dat appellant recht had op een WAO-uitkering van 35 tot 45%, zoals eerder vastgesteld. De Raad benadrukte dat er een zorgvuldige medische en arbeidskundige grondslag was voor het bestreden besluit, en dat appellant geen nieuwe medische stukken had overgelegd die zijn stelling van zwaardere beperkingen konden onderbouwen.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 oktober 2009.

Uitspraak

08/350 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 december 2007, 07/4582 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.M.T. van Diepen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2009. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.C. van der Meer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 29 september 2004 is de aan appellant toegekende WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, per 25 november 2004 herzien naar op een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. Bij brief van 7 januari 2005 heeft appellant het Uwv verzocht om herziening van zijn uitkering vanwege per 15 december 2004 toegenomen klachten. Bij besluit van 26 april 2005 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant ongewijzigd vastgesteld op 35 tot 45%. Bij besluit van 28 september 2005 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 26 april 2005 gegrond verklaard vanwege het ontbreken van arbeidskundige gegevens en dat besluit ingetrokken.
2.1. Bij besluit van 29 november 2005 heeft het Uwv het besluit van 28 september 2005 ingetrokken en het bezwaar tegen het (ingetrokken) besluit van 26 april 2005 alsnog ongegrond verklaard. De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 2 november 2006 (06/551) het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat naar haar oordeel het besluit van 29 november 2005 als primair besluit dient te worden aangemerkt.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
2.2. Bij besluit van 27 juni 2007 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant - tegen het besluit van 29 november 2005 - gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 15 december 2004 herzien naar 45 tot 55%.
3. Appellant heeft zich in beroep tegen het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat hij per 15 december 2004 volledig arbeidsongeschikt dient te worden beschouwd omdat zijn bezwaar, inhoudende 80 tot 100% arbeidsongeschikt te zijn, bij besluit van 28 september 2005 gegrond is verklaard en het primaire besluit van 26 april 2005 niet is gehandhaafd. Omdat aan het besluit van 29 november 2005 volgens appellant geen medisch of arbeidskundig onderzoek ten grondslag ligt, kan dit besluit niet leiden tot heroverweging van de mate van zijn arbeidsongeschiktheid.
4. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de intrekking van het besluit van 26 april 2005 in rechte vast is komen te staan, appellant daarna is teruggevallen in de situatie van voor dat besluit en het Uwv terecht weer is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat aan het bestreden besluit voldoende onderzoek ten grondslag ligt en heeft daartoe het volgende overwogen (waarbij appellant is aangemerkt als eiser en het Uwv als verweerder):
"Het primaire besluit, daterend van 29 november 2005, is gebaseerd op een medische (1 november 2005) en arbeidsdeskundige (23 november 2005) rapportage. Dit zijn heroverwegingen van de onderzoeken van 24 maart 2005 en 18 april 2005 en geen nieuwe onderzoeken. Zo reeds gesteld kan worden dat er onvoldoende recente medische informatie betreffende eiser aan dit besluit ten grondslag zou liggen, is de rechtbank van oordeel dat aan het besluit op bezwaar wel voldoende onderzoek ten grondslag ligt. De rechtbank heeft geconstateerd dat de bezwaarverzekeringsarts de hoorzitting heeft bijgewoond en eiser heeft geobserveerd, medische informatie die zich in het dossier bevond heeft bestudeerd en gegevens van eisers huisarts heeft opgevraagd en heeft betrokken in zijn overwegingen. Daarmee acht de rechtbank het onderzoek zorgvuldig. Nu eiser niet onder behandeling was bij een medisch specialist en ook tijdens de beroepsprocedure geen medische stukken zijn overgelegd waaruit diende worden afgeleid dat de beperkingen van eiser zwaarder dienen te worden aangenomen dan thans het geval is, ziet de rechtbank geen aanleiding om de conclusies van verweerder voor onjuist te houden. Gesteld noch gebleken zijn arbeidskundige grieven."
5. Appellant kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak en herhaalt in hoger beroep zijn gronden zoals gesteld in 3. Het gevolg van het gegrond verklaren van het bezwaar tegen het besluit van 26 april 2005, is volgens appellant dat hij na vier weken wachttijd volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.
6.1. De Raad oordeelt als volgt.
6.2. Ten aanzien van de gronden van appellant in hoger beroep is de Raad van oordeel dat de rechtbank deze gronden afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verwijst hiernaar. De intrekking van het besluit van 26 april 2005 is in rechte vast komen te staan en appellant had ongewijzigd recht op een WAO-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, zoals vastgesteld bij besluit van 29 september 2004. Daarnaast is de Raad evenals de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een zorgvuldige medische en arbeidskundige grondslag voor het bestreden besluit. De Raad wijst in dit verband nog op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 15 juni 2007 en van de bezwaararbeidsdeskundige van 25 juni 2007. Ten slotte heeft appellant ook in hoger beroep geen medische stukken overgelegd waaruit dient te worden afgeleid dat hij zwaarder beperkt was dan vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 22 juni 2007.
6.3. Uit hetgeen is overwogen in 6.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL