ECLI:NL:CRVB:2009:BK0050

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2139 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing WAZ-uitkering en rechtsgevolgen van besluiten van het Uwv

In deze zaak gaat het om de schorsing van de WAZ-uitkering van appellant, die als zelfstandig dierenarts werkzaam was. Appellant was sinds 15 december 1998 arbeidsongeschikt door rug- en psychische klachten. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd ontving hij vanaf 14 december 1999 een WAZ-uitkering, die in 2002 werd vastgesteld op 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid. Op 15 januari 2007 werd appellant meegedeeld dat zijn uitkering met ingang van 10 november 2006 werd geschorst, omdat werd vermoed dat hij geen recht meer had op de uitkering door verdiensten uit arbeid. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

In hoger beroep stelde appellant dat het Uwv bij de berekening van de inkomsten ten onrechte was uitgegaan van een maatmanomvang van 38 uur per week en dat ook de uitkering uit de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering van zijn collega in mindering moest worden gebracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beslissing van 15 januari 2007 niet gericht was op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Uwv had het bezwaar tegen deze beslissing niet inhoudelijk mogen heroverwegen, maar had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.

De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Tevens verklaarde de Raad het bezwaar tegen de beslissing van 15 januari 2007 alsnog niet-ontvankelijk. De Raad oordeelde dat er geen proceskosten aan de zijde van appellant waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en R. Kruisdijk als leden, in aanwezigheid van griffier J.M. Tason Avila.

Uitspraak

08/2139 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 28 januari 2008, 07/561 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 oktober 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 28 augustus 2009. Appellant is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich - eveneens met voorafgaande kennisgeving - niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was laatstelijk werkzaam als zelfstandig dierenarts voor 60 uur per week. Voor deze werkzaamheden is hij op 15 december 1998 uitgevallen wegens rugklachten en psychische klachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellant met ingang van 14 december 1999 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toegekend, welke met ingang van 14 december 2002 werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.3. Bij beslissing van 15 januari 2007 is aan appellant meegedeeld dat zijn WAZ-uitkering met ingang van 10 november 2006 wordt geschorst. Deze beslissing is gegrond op het vermoeden dat appellant geen recht meer heeft op de uitkering vanwege verdiensten uit (zelfstandige) arbeid.
2. Bij besluit van 18 mei 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen de beslissing van 15 januari 2007 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv bij de berekening van de inkomsten voor toepassing van artikel 58 van de WAZ ten onrechte is uitgegaan van een maatmanomvang van 38 uur per week. Tevens dient volgens appellant ook de uitkering uit de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering van zijn collega op de winst in mindering te worden gebracht.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Bij besluit van 16 augustus 2006 was de WAZ-uitkering van appellant reeds geschorst met ingang van 1 september 2006 in verband met te verwachten inkomsten uit arbeid. Gelet op dit besluit is de beslissing van 15 januari 2007, waarbij de uitkering van appellant met ingang van 10 november 2006 is geschorst, niet gericht op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het Uwv, in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 1:3, voornoemd, ten onrechte de beslissing van 15 januari 2007 inhoudelijk heeft heroverwogen. In plaats daarvan had het Uwv het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De Raad zal daarom de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het bezwaar tegen de beslissing van 15 januari 2007 alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
6. De Raad is niet gebleken van aan de zijde van appellant gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Verklaart het bezwaar tegen de beslissing van 15 januari 2007 niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en R. Kruisdijk als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2009.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) J.M. Tason Avila.
TM